13/1 De omgeving/bakker A1

• NT2
• ISK

Welkom!

Planning 

• stillezen
• woorden herhalen
• filmpje kijken
• vragen in LessonUp
• nieuwe woorden
• werken uit eigen boeken 

voorlezen en vertellen. 

 stillezen

schrijf de moeilijke woorden op het blaadje

Welke woorden ken je nog van de supermarkt?

de boodschappen

de boodschappentas

de winkelwagen of kar

het mandje

betalen

de bankpas

de bon

de openingstijden

de kassa

werkwoorden

Schrijf op in je schrift

De bakker

Wat koop je bij de bakker?

De bakker

De bakker

De bakker bakt....

1. Pizza
2. Brood
3. Taart
4. Lasagne

De bakker verkoopt geen....

1. Boeken
2. Taarten
3. Broden
4. Koeken

Welke broden zijn Frans?

1. Stokbrood
2. Bruin brood
3. Krentenbollen
4. Croissants

De bakker

De bakker bakt brood en taart.

De bakker verkoopt brood en taart.

De bakker staat vroeg op. 

Wit brood

Bruin brood

1 Stokbrood - 2 Stokbroden

Krentenbollen

 1 croissant - 3 croissants

Appeltaart

1 gevulde koek - 6 gevulde koeken

Nieuwe woorden + herhalen

Werkblad maken

• Probeer het eerst zelf. (alleen)
• Daarna mag je samen overleggen.
• Je mag nu niet de docent iets vragen.

Werken in werkboeken

Vertel...

Wat heb je vandaag gegeten/gedronken en waar heb je/je ouders dat gekocht?

bv. Ik heb vanmorgen brood gegeten. Ik heb/mijn ouders hebben dat gekocht bij de bakker.