8.4 Veranderingen in ecosystemen

8.4 Veranderingen in ecosystemen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

8.4 Veranderingen in ecosystemen

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
- Startvraag 
- Uitleg Eutrofiëring
- Maken oude examenvraag
- Vangst/terugvangst methode trainen
- Primaire en secundaire successie
- Maken oude examenvraag


Slide 2 - Tekstslide

Veel mensen halen in de herfst bladeren uit hun tuin. 
Wat voor een effect heeft dit op de plantengroei? BINAS 93F
Starter
timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

Eutrofiëring

Slide 4 - Tekstslide

Eutrofiëring

Slide 5 - Tekstslide

Gevolg eutrofiëring
Oorzaak eutrofiëring

Slide 6 - Sleepvraag

Aan de slag!
Maak de oude examenopgave 
'Laatste stap wortelknolvorming is opgehelderd'
timer
15:00

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen §8.4
8. Je legt de invloed uit van biotische en abiotische factoren op de populatiegrootte. 
9. Je beschrijft de opeenvolgende veranderingen in een ecosysteem en je licht de rol van abiotische en biotische factoren toe. 

Slide 8 - Tekstslide

Populatiegroottes
  • Geboorte/sterfte/migratie
  • Intraspecifieke competitie - concurrentie binnen één soort
  • Interspecifieke competitie - concurrentie tussen soorten

Neemt hoeveelheid voedsel onderaan de voedselpiramide toe, dan de hoeveelheid organismen hoger in de piramide ook

Slide 9 - Tekstslide

Bepalen populatiegrootte
De grootte van een populatie wordt weergegeven als populatiedichtheid (= het gemiddelde aantal individuen per oppervlakte-eenheid of volume-eenheid)

Manieren om de populatiegrootte te bepalen:
  • Steekproef: tellen van aantallen in een 1m2 en dan omrekenen voor het gehele gebied
  • Vangen, merken en terugzetten

Slide 10 - Tekstslide

Vangen, merken en terugzetten
N = populatiegrootte
M = aantal 1ste vangst
Nv = aantal 2de vangst 
Mv = aantal gemerkte bij 2de vangst


N = (Nv / Mv) * M

Slide 11 - Tekstslide


Slide 12 - Open vraag

William wil het aantal egels in een groot stadspark gaan bepalen. Hij gebruikt daarvoor de methode van merken, vangen en weer terugvangen. Met zijn 5 egelvallen vangt hij de eerste keer in totaal 4 egels, die hij markeert met een rode stip. De egels worden weer losgelaten en drie dagen later vangt William weer egels. Hij vangt er nu 6 waarvan 2 egels een stip hebben.

Hoe groot is de populatie egels in het park?

Slide 13 - Open vraag


Mario vangt in de visvijver de eerste keer 37 stekelbaarsjes, die hij allemaal markeert met een groene stip. Vervolgens laat hij de dieren vrij.
Een week later vangt hij 44 vissen, waarvan er 2 een stip hebben.

Hoe groot is de populatie stekelbaarsjes in de vijver?

Slide 14 - Open vraag

Stekelbaarsjes met een groene stip vallen echter eerder op voor hun roofdier (de snoek), waardoor ze sneller opgegeten worden.

In de vorige vraag was een populatie berekend van 814 stekelbaarsjes. (37 eerste keer met stip, tweede vangst 2 van de 44 een stip).

Zal de werkelijke populatie stekelbaarsjes groter, gelijk aan of kleiner zijn dan 814 stekelbaarsjes?

Slide 15 - Open vraag

Successie
Successie is het proces waarbij organismen een gebied koloniseren, het gebied aanpassen, en na verloop van tijd door nieuwe soorten worden verdreven uit het gebied. 
Dit leidt tot een veranderende soortensamenstelling in een gebied over tijd. 

Slide 16 - Tekstslide

Successie
Levensgemeenschappen volgen elkaar op. Tot een stabiel ecosysteem ontstaat: climaxecosysteem.

Pioniersecosysteem: eerste organismen die zich vestigen.
Subclimax: ecosysteem in een successiereeks instantgehouden door mensen.

Bij successie begint een nieuwe soort, groeit en vermenigvuldigt en neemt dan weer af. 

Slide 17 - Tekstslide

Primaire successie
Start op kale grond. Pioniersoorten, de eerste producenten in het ecosysteem, vormen het begin. 

Zij hebben een grote tolerantie voor sterk wisselende abiotische factoren. 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Climax ecosysteem
Successie komt ook ten einde. Wanneer de soortensamenstelling van een gebied langere tijd onveranderlijk is, zit het gebied in het eindstadium van de successie, het climaxecosysteem. 

In Nederland is het eindstadium van successie het (loof)bos.

Slide 20 - Tekstslide

Waar zijn er meer wisselingen in abiotische factoren?
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 21 - Quizvraag

Waar verwacht je meer biodiversiteit?
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 22 - Quizvraag

PIONIER ecosysteem
CLIMAX ecosysteem

Slide 23 - Sleepvraag

Secundaire successie

Slide 24 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen primaire en secundaire successie?
A
Bij primaire successie zijn alleen producenten betrokken,
B
Primaire successie start op kale rots, secundaire successie start met vruchtbare grond
C
Primaire successie gaat veel sneller door gebrek aan concurrenten
D
Primaire successie verloopt ongestoord, secundaire successie niet

Slide 25 - Quizvraag

Er barst een ondergrondse vulkaan uit en er ontstaat een nieuw eiland. Welke successie gaat waarschijnlijk plaatsvinden?
A
Primaire successie
B
secundaire successie

Slide 26 - Quizvraag

Het herstel van de vegetatie na een natuurramp noemen we ...
A
primaire successie
B
secundaire successie
C
climax ecosysteem
D
pionier ecosysteem

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag!
Maken opdr. 8.4 bij leerdoel 9: 
51 + 52

Klaar? Lezen 8.5 

Slide 29 - Tekstslide