Par 1.1 en 1.2 Globalisering en internationale handel
Agenda les
Stof SE 2 Lesbrief wereldeconomie geheel (4 hoofdstukken)
Inhoud hoofdstuk 1
Uitleg par 1.1 Globalisering
Uitleg par 1.2.1 theorie van comparatieve kostenverschillen
Opdracht maken
Zelf aan de slag
Huiswerk
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6
In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Agenda les
Stof SE 2 Lesbrief wereldeconomie geheel (4 hoofdstukken)
Inhoud hoofdstuk 1
Uitleg par 1.1 Globalisering
Uitleg par 1.2.1 theorie van comparatieve kostenverschillen
Opdracht maken
Zelf aan de slag
Huiswerk
Slide 1 - Tekstslide
Hoofdstuk 1 Internationale handel
Par 1.1 Globalisering
Par 1.2 Oorzaken van internationale handel
Par 1.3 Vrijhandel versus protectionisme
Par 1.4 Internationale samenwerking
Par 1.5 Economische integratie
Slide 2 - Tekstslide
Globalisering
Meer internationale handelsstromen
Vervagen landgrenzen
Handelsblokken
Buitenlandse concurrentie
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Theorie comparatieve kostenverschillen
Econoom David Ricardo -1817
De gezamenlijke welvaart van landen neemt toe als elk land zich specialiseert in die goederen en diensten waarbij dat land een comparatief kostenvoordeel heeft.
Berust op de arbeidswaardeleer > de waarde van de producten wordt daarin volledig bepaald door het aantal uur dat het nodig is om een product te maken.
Slide 5 - Tekstslide
Ricardo (tabel 1.1)
Opofferingskosten: de gederfde opbrengst van het beste, niet gekozen, alternatief.
Welk land heeft bij beide goederen een absoluut voordeel?
Bereken de opofferingskosten in tabel 1.1 blz 7
Slide 6 - Tekstslide
Conclusie is vraag 1c
Spanje: heeft een comparatief kostenvoordeel bij de productie van wol (2 melk < 3 melk).
Nederland: heeft een comparatief kostenvoordeel bij de productie van melk (0,33 wol< 0,5 wol)
c. Bereken hoeveel arbeidsuren het kost om in Spanje dezelfde hoeveelheid melk te produceren?
60 x 15= 900 arbeidsuren
d. Bereken hoeveel eenheden wol er met de bij vraag c berekende hoeveelheid arbeidsuren in Spanje geproduceerd kan worden?
900/30= 30 > 30.000 eenheden wol
Slide 13 - Tekstslide
Opdracht 1.3 a en b
De ruilverhouding tussen Spanje en Nederland wordt 0,4 eenheid wol per eenheid Nederlandse melk.
a. Bereken de winst, uitgedrukt in eenheden wol, die de NL fabrikant dankzijn internationale handel kan behalen bij de afgesproken ruilhandel.
b. Vanaf welke ruilverhouding tussen wol en melk is internationale handel voor de Nederlandse fabrikant niet meer interessant?
Slide 14 - Tekstslide
Opdracht 1.3 a
Slide 15 - Tekstslide
Opdracht 1.3 b
Slide 16 - Tekstslide
Opdracht 1.3 c
De ruilverhouding tussen Spanje en Nederland wordt 0,4 eenheid wol per eenheid Nederlandse melk.
c. Bereken de winst, uitgedrukt in eenheden melk, die de Spaanse fabrikant dankzij internationale handel kan behalen bij de afgesproken ruilverhouding.