Hoofdstuk 2 voedingsstoffen

Hoofdstuk 2 Voedingsstoffen
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2 Voedingsstoffen

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 2
Aan het eind van dit hoofdstuk weet je wat:

  • macro- en micro-voedingstoffen zijn;
  • de functie energie-geven precies inhoudt

Slide 2 - Tekstslide

2.3. Wat zijn voedingsstoffen?
Voedingsstoffen zijn de stoffen die in ons voedsel zitten en die wij nodig hebben om ons lichaam gezond te houden. De hoeveelheid voedingsstoffen die iemand nodig heeft hangt onder andere af van:

• Het geslacht
• De leeftijd
• Het soort arbeid/werk


Slide 3 - Tekstslide

Voedingsstoffen
Voedingsmiddelen bevatten voedingsstoffen

Slide 4 - Tekstslide

Energiebalans
Voor een gezond gewicht moet je net zoveel 'energie' eten als je verbruikt.



Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

2.4. Functies van voedingsstoffen
Voedingsstoffen hebben verschillende functies:
  • Opbouw van ons lichaam
  • Het regelen van lichaamsprocessen
  • Energie geven aan het lichaam

Je lichaam heeft energie nodig om:
  • Te bewegen
  • Te werken
  • Je lichaamstemperatuur op 37 ⁰C te houden

Slide 7 - Tekstslide

Macro en micro voedingstoffen
Macro: (geven energie, bevatten calorieën.)
Eiwitten
Koolhydraten
Vetten
Vezels
Micro: (geven geen energie)
Vitamines en mineralen

Slide 8 - Tekstslide

2.5.1. Vitamines
Vitaminen leveren geen energie. Vitaminen worden meestal aangeduid met een letter waaraan soms een cijfer gekoppeld is.
De vet oplosbare vitamines zijn A, D, E en K. Die kunnen in je lichaam worden opgeslagen.
De wateroplosbare vitamines zijn B1, B2, B3, B5, B6, B8, B11, B12 en vitamine C. Je lichaam kan deze stoffen niet goed vasthouden en daarom 
moet je ze dagelijks aanvullen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

2.5.2. Mineralen
Mineralen worden ook wel voedingszouten genoemd. 
Mineralen komen uit de aardkorst.

Het lichaam kan zelf geen mineralen aanmaken.
Mineralen zijn nodig voor allerlei processen in het lichaam. 

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag: Hoofdstuk 2
2.01 blz 124                                 
2.02 blz 126                                 
2.03 blz 126- 127                           
2.04 blz 128                                
2.05 blz 130


Ben je klaar? Praktijkopdracht 2.1- 2.2- 2.3 (blz 27- blz 33)
timer
30:00

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Verder met hoofdstuk 2: Voedingsstoffen 
Startopdracht:

Pak je boek
Pak een blaadje en schrijf hierop wat er is blijven hangen van woensdag.
Lesplanning:
  • Herhaling van woensdag in 3 vragen
  • Verder met hoofdstuk 2: eiwitten, koolhydraten, vetten
  • Praktijkopdrachten - boek/computer

Slide 14 - Tekstslide

Wat zijn voedingsstoffen?

Slide 15 - Tekstslide

Wat zijn voedingsstoffen?
Voedingsstoffen zijn de stoffen die in ons voedsel zitten en die wij nodig hebben om ons lichaam gezond te houden.

Slide 16 - Tekstslide

Wat betekent een energiebalans?

Slide 17 - Tekstslide

Wat betekent een energiebalans?
Voor een gezond gewicht moet je net zoveel 'energie' eten als je verbruikt.

Slide 18 - Tekstslide

2.6. Macro-voedingsstoffen
  • Eiwitten
  • Koolhydraten
  • Vetten

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen micro en macro-voedingsstoffen

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen macro en micro-voedingsstoffen
Macro-voedingsstoffen geven energie en bevatten calorieën 
  • Eiwitten, koolhydraten, vetten
Micro-voedingsstoffen geven geen energie
  • Vitamines en mineralen


Slide 21 - Tekstslide

Macro-voedingsstoffen 

Slide 22 - Tekstslide

2.6.1. Eitwitten
  • In o.a. vlees, vis, eieren en melkproducten.
  • Plantaardig in o.a. bonen, peulvruchten, noten en zaden.
  • Bouwstof voor de lichaamscellen. 
  • Daarom eten veel sporters veel eiwitten om hun cellen te vernieuwen en dus te vergroten. 

Slide 23 - Tekstslide

2.6.1. Eitwitten
  • In o.a. vlees, vis, eieren en melkproducten.
  • Plantaardig in o.a. bonen, peulvruchten, noten en zaden.
  • Bouwstof voor de lichaamscellen. 
  • Daarom eten veel sporters veel eiwitten om hun cellen te vernieuwen en dus te vergroten. 

Slide 24 - Tekstslide

2.6.2. Koolhydraten
  • In o.a. brood, ontbijtgranen en aardappelen, pasta. 
  • Geven je lichaam energie (brandstof).

Slide 25 - Tekstslide

2.6.3. Vetten
  • Verzadigd vet is ongezond vet 
  • Onverzadigd vet is gezond vet


Verzadigd vet komt voor in boter, margarine en volvette producten zoals kaas, maar ook in koekjes en snacks.

Onverzadigd vet komt voor in Oliën, vis en eieren.  

Slide 26 - Tekstslide

2.7. Water en vezels
Water en vezels zijn nog twee belangrijke bestanddelen van voeding 
  • Water voor de vochtbalans en het transport van voedingstoffen. 
  • Vezels zorgen voor een vol gevoel en helpen bij de stoelgang.
Vezels zitten in (volkoren)brood, groente en granen.



Slide 27 - Tekstslide

Water is de beste drank voor je vochtbalans. Leg uit waarom dit zo is?

Slide 28 - Tekstslide

Water is de beste drank voor je vochtbalans. Leg uit waarom dit zo is?

Water bevat geen suiker en heeft geen calorieën. Frisdrank vervangen door water scheelt je honderden calorieën per dag.

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag: Hoofdstuk 2
  • Vanaf blz. 123 verder afmaken

  • Opdracht 2.11 t/m 2.19

Klaar? Maak praktijkopdracht (blz. 27):
  • 2.1 Voedingsmiddelen (boek)
  • 2.2 Vitaminen (boek/computer)
  • 2.3 Drink ik genoeg? (boek)



timer
30:00

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Link

Afsluiten
Aan het eind van dit hoofdstuk weet je wat:

  • macro- en micro-voedingstoffen zijn;
  • de functie energie-geven precies inhoudt

Slide 32 - Tekstslide