+ Als een woord begint met: niet-, non-, bijna-, oud-, ex-, aspirant-, adjunct-, substituut-, chef-, kandidaat-, interim-, stagiair-, leerling-, assistent-, collega- of meester-. Of eindigt met: -generaal, -president, -testamentair, -verbaal of -militair.
+ Als er na een voorvoegsel als ge een afkorting volgt.
+ Bij een groep of werkstuk, genoemd naar iemand.
+ Bij sint of St.
+ Bij woorden als:
• ik-roman
• het-woord
• jij-vorm