KT1 - 2.1

Hoofdstuk 2
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 1

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen:
  • Je kunt uitleggen waarom er kleine en grote nederzettingen zijn, en hoe deze zijn opgebouwd.
  • Je kunt uitleggen hoe steden in Nederland zijn ontstaan uit een historische (vaak middeleeuwse) kern, uit een dorp of als nieuw geplande stad in polders.
  • Je kunt vier onderdelen van een stad noemen.
  • Je kunt uitleggen wat een agglomeratie is.

Slide 3 - Tekstslide

Dorpen en steden
Nederzetting = plaats waar mensen wonen.
> Dorp = kleine nederzetting
> Stad = grote nederzetting

Slide 4 - Tekstslide

Kenmerken van een dorp:

- minder dan een paar duizend bewoners

- kerk, basisschool, enkele winkels en boerderijen 

- bewoners werken in een nabijgelegen stad

Slide 5 - Tekstslide

Kenmerken van een stad:

- er wonen en werken tienduizenden mensen 
- hoge, dicht op elkaar staande gebouwen
- bedrijventerreinen met kantoren en fabrieken 
- veel voorzieningen die ook door mensen van buiten de stad worden gebruikt --> bioscoop, ziekenhuis, voetbalstadion

Slide 6 - Tekstslide

Ontstaan van steden:

  • In de middeleeuwen als marktplaats op een kruising van handelswegen -> hebben vaak een stadsmuur en grachten.

  • Op plaatsen waar fabrieken werden gebouwd
    -> liggen vaak aan een spoorlijn of kanaal.

  • Helemaal nieuw ontworpen -> in polders waar plotseling ruimte vrijkwam.

Slide 7 - Tekstslide

De opbouw van steden:
• Binnenstad: oude gebouwen, kerken en nauwe straatjes.

• Stadscentrum: veel winkels, cafés, restaurants en kantoren
-> rond een station, vlakbij parkeergarages.
• Woonwijken: buurten met woonhuizen en winkels voor dagelijkse boodschappen.
-> buiten het centrum
-> buurt = deel van een wijk met huizen uit dezelfde tijd die erg op elkaar lijken.


Slide 8 - Tekstslide

De opbouw van steden:
• Bedrijventerreinen: veel kantoren of fabrieken, maar ook grote winkels.
-> aan de rand van de stad of aan een grote weg.

• Soms zijn steden aan voorsteden vastgegroeid --> agglomeratie
(bijvoorbeeld: Amsterdam en Amstelveen)


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Maken 2.1
Opdrachten 1, 2, 5, 6, 7. 

Slide 11 - Tekstslide