In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Ik weet wat voorzieningen zijn
Ik ken het ontstaan en de opbouw van steden
Lesboek bladzijde 24 en 25
Werkboek bladzijde 24 t/m 25
Aardrijkskunde
Lesboek bladzijde 24 en 25
Werkboek bladzijde 23 en 24
Opdracht 1 tot en met 11
Lesboek bladzijde 24 en 25
Werkboek bladzijde 23 en 24
Opdracht 1 tot en met 11
Slide 1 - Tekstslide
Stad
Dorp
Slide 2 - Tekstslide
Lesboek
blz 24 en 25
Slide 3 - Tekstslide
Stad
Veel voorzieningen
Tienduizenden inwoners
Veel gebouwen/wegen
Weinig natuur
Veel werk
Dorp
Weinig voorzieningen
Paar duizend inwoners
Weinig gebouwen/wegen
Veel natuur
Weinig werk
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Dorpen en steden
Plaatsen waar mensen bij elkaar wonen, noemen we nederzettingen. Een kleine nederzetting is een dorp en een grote een stad.
Een dorp heeft minder voorzieningen (bijv. kerk, scholen, winkels) dan een stad.
In een stad heb je veel hoge gebouwen in het centrum. Aan de rand liggen bedrijventerreinen met kantoren en fabrieken. Er zijn veel voorzieningen, zoals een bioscoop, een ziekenhuis of een station.
Slide 7 - Tekstslide
Het ontstaan van steden
Steden zijn niet op dezelfde manier ontstaan.
In de middeleeuwen zijn steden ontstaan als een marktplaats op een kruising van oude handelswegen (bijv. Amersfoort). In Nederland is dit vaak een kruising bij een land- en waterweg. Bij zo'n markt woonden vaak handelslieden, zoals pottenbakkers of timmermannen. Veel van dit soort steden werden beschermd met een stadsmuur.
Later ontstonden steden op plaatsen waar fabrieken werden gebouwd (Tilburg). Dat gebeurde soms bij een bestaand dorp. Deze steden hebben geen stadsmuren en grachten. Ze liggen aan een spoorlijn of kanaal om de grondstoffen van de fabrieken aan te voeren.
Soms zijn steden opnieuw ontworpen (bijv. Lelystad & Almere), dat gebeurde op plaatsen waar plotseling veel ruimte kwam, zoals in de polders.
Slide 8 - Tekstslide
De opbouw van steden
Hoewel je er wel veel sporen van vroeger kunt vinden, zijn de steden uit de middeleeuwen sterk gegroeid en veranderd.
De binnenstad is nog goed herkenbaar aan de oude gebouwen, kerken en nauwe straatjes.
Het stadscentrum is een deel van de stad waar veel winkels, cafés en restaurants / kantoren zijn. Vaak ligt het stadscentrum rond een station en zijn er parkeergarages vlakbij.
Buiten het centrum liggen de woonwijken, die soms weer verdeeld zijn in buurten. Een buurt is meestal in een bepaalde periode gebouwd, dus lijken de huizen erg op elkaar.
Aan de rand van de stad liggen bedrijventerreinen. Ze liggen aan grote wegen. Vaak verschillende soorten bedrijven bij elkaar.
Soms grenst een stad aan een andere grote plaats, waardoor je zo van de ene plaats de andere inrijdt. Zo'n stad met eraan vastgegroeide voorsteden heet een agglomeratie.
Agglomeratie
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Agglomeratie
Steden nemen in hun groei de dorpen met zich mee.
Slide 11 - Tekstslide
Aan de slag
Maak op blz 24
Opdracht 8t/m15
bij opdracht 12 heb je een bosatlas nodig...
We kijken de opdrachten met elkaar na in de volgende les
timer
20:00
Slide 12 - Tekstslide
Rotterdam is de grootste stad van Nederland
A
Goed
B
Fout
Slide 13 - Quizvraag
1. Een stad is een grote nederzetting 2. Een dorp is een nederzetting
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
1 = goed, 2 = fout
D
1 = fout, 2 = goed
Slide 14 - Quizvraag
1. In een dorp heb je veel voorzieningen 2. In een stad heb je veel voorzieningen
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
1 = goed, 2 = fout
D
1 = fout, 2 = goed
Slide 15 - Quizvraag
Hoe noem je bedrijven of instellingen die zorgen voor dingen die je nodig hebt om plezierig te leven?
Slide 16 - Open vraag
In Nederland hebben we steden die in de buurt van fabrieken zijn ontstaan.
A
Goed
B
Fout
Slide 17 - Quizvraag
In het stadscentrum vind je veel woningen.
A
Goed
B
Fout
Slide 18 - Quizvraag
Hoe noem je het gedeelte van de stad waar je oude gebouwen en smalle straatjes vindt?
Slide 19 - Open vraag
Hoe noem je het gedeelte van een stad waar je kantoren en fabrieken vindt?
Slide 20 - Open vraag
Woonwijken liggen in het stadscentrum.
A
Goed
B
Fout
Slide 21 - Quizvraag
In een woonwijk lijken de woningen veel op elkaar.
A
Goed
B
Fout
Slide 22 - Quizvraag
Hoe noem je het wanneer een stad aan andere steden is vastgegroeid?