D4 L6 Stijlfiguren, rijm en beeldspraak in reclame

stijlfiguren
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

stijlfiguren

Slide 1 - Tekstslide

woordspeling
Verschillende betekenissen van het woord komen 
aan bod.

Drink met maten, nooit alleen.
Landbouwsector boert achteruit.










Slide 2 - Tekstslide

paradox of tegenstelling
uitspraak waarin op het eerste gezicht een ontegensprekelijke tegenstelling staat, maar met een logische redenering erachter

Kalm aan en rap een beetje!
"Ik lieg altijd", gaf hij toe. 
In de stilte hoorde je het geschreeuw.










Slide 3 - Tekstslide

herhaling of repetitio
je gebruikt twee keer hetzelfde woord om iets te benadrukken.

Altijd dit lege hart, altijd.
Man, man, man, miserie miserie.







Slide 4 - Tekstslide

hyperbool of overdrijving
Je overdrijft iets. Je legt de nadruk op een bepaald woord/ zin door te overdrijven.

We hebben ons dood gelachen. 
Ik sta hier al een eeuw op hem te wachten. 
Aan die leerstof ergerde ik me dood. 










Slide 5 - Tekstslide

vooropplaatsing of prolepsis
Je zet een woord of woordgroep die gewoonlijk verderop in de zin staan, vooraan in de zin om ze te benadrukken. 

Kruidvat, steeds verrassend, altijd voordelig
Die jongen, hij gaat het nog ver schoppen in de voetbalwereld. 










Slide 6 - Tekstslide

onomatopee
klanknabootsing












Slide 7 - Tekstslide

Rijm

Slide 8 - Tekstslide

Wat is rijm?
rijm= klankovereenkomst tussen woorden of lettergrepen die niet te ver van elkaar staan



Slide 9 - Tekstslide

alliteratie= beginletterrijm   >> de beginletters van opeenvolgende woorden zijn dezelfde.
voorbeelden:
witte wolken waaien
wie wil  wandelen, 
weg
Weliswaar wonderbaarlijk 
of: 

Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindelaan

Slide 10 - Tekstslide

assonantie= klinkerrijm  >>

Herhaling van de klank (van de klinkers dus) in het midden van de woorden, zonder dat het echt rijmt. 
De woorden hebben dus gelijke klinkers in beklemtoonde lettergrepen. 
Assonantie heet ook klinkerrijm.
voorbeelden: 

Dromen over rovers.
Zweven en vergeten.

Mijn broertje vindt het gaaf om gade te slaan hoe de baby slaapt.

Slide 11 - Tekstslide

binnenrijm
als er binnen een versregel meerdere volrijmen staan
Het heet dus binnenrijm als twee of meer woorden in dezelfde zin op elkaar rijmen.

voorbeeld

Diep van kleur is de geur van
wilde tijm met binnenrijm.
Het klinkt en blinkt als zon en
maan die aan de hemel staan.

Slide 12 - Tekstslide

eindrijm
als het laatste woord van een versregel rijmt op een laatste    woord van één van de volgende versregels.                

De dichter kan eindrijm volgens een bepaald schema gebruiken. 
Corona-poëzie door Joke van Leeuwen

"Als die venijnige
ijzerenheinige
virusjes die je niet ziet
als die rond-hoppende
in de war schoppende
piepkleine stukjes verdriet
weg zullen kwijnen
en daarna verdwijnen
dat nergens nog eén overschiet
dan zal ik je kussen
maar ja, ondertussen
doe ik dat maar niet."



i

Slide 13 - Tekstslide

beeldspraak

Slide 14 - Tekstslide

beeldspraak
  • vergelijking
  • metafoor
  • personificatie

Slide 15 - Tekstslide