Standpunt (mening), feitelijke en waarderende argumenten

Vandaag:
Argumenteren:
Standpunt
Feitelijke argumenten
Waarderende argumenten

Oefenen met leerstof
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Vandaag:
Argumenteren:
Standpunt
Feitelijke argumenten
Waarderende argumenten

Oefenen met leerstof

Slide 1 - Tekstslide

Standpunt
Een standpunt is wat iemand van iets vindt. 
Met iemands standpunt (= mening) kun je het eens of oneens zijn. 

Een standpunt herken je soms aan signaalwoorden als:
Ik vind, Volgens ons, Zij denkt dat, De auteur is van mening dat, Onze conclusie is, Dus, Daarom, Kortom én met formuleringen als: 
er moet, er zou moeten en we zouden moeten

Slide 2 - Tekstslide

Tekstdoel
De auteur van een betoog wil de lezer overtuigen van zijn standpunt (mening). 

Als een auteur zijn standpunt met een aantal argumenten onderbouwt, gebruikt hij vaak signaalwoorden voor een opsomming:
Ten eerste, ten tweede ..

Slide 3 - Tekstslide

Argument
Als iemand zegt waaróm hij een bepaald standpunt heeft, gebruikt hij argumenten. Hij onderbouwt daarmee zijn standpunt.

Een argument herken je aan signaalwoorden als:
want, omdat, namelijk, immers, de reden hiervoor is ..

Je zou dat blauwe jasje aan moeten doen naar het schoolfeest. (= standpunt) 
Dat staat je namelijk geweldig! (= argument)

Slide 4 - Tekstslide

Feitelijke en waarderende argumenten
Er zijn 2 soorten argumenten: feitelijke (objectieve) en waarderende (subjectieve) argumenten. 
Een feitelijk argument kun je controleren (het is waar of het is niet waar):
Die grote reclameschermen langs de snelwegen moeten verboden worden, want ze leiden de weggebruikers af. 
Over een waarderend argument kun je van mening verschillen:
Die grote reclameschermen langs de snelwegen moeten verboden worden, want ze verpesten het landschap. 

Slide 5 - Tekstslide

Feitelijk of waarderend argument?

Ik bak liever zelf een pizza in plaats van er een bij de pizzakoerier te bestellen, want zelfgemaakte pizza’s vind ik lekkerder.
A
Feitelijk argument
B
Waarderend argument

Slide 6 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend argument?

Ik bestel liever een pizza bij de pizzakoerier in plaats van er zelf een te bakken, want bestellen is veel minder werk.
A
Feitelijk argument
B
Waarderend argument

Slide 7 - Quizvraag

Wat is in de volgende zin het standpunt?

Omdat mijn vader altijd zo lekker kookt, vind ik Pasen echt een leuke feestdag.

Slide 8 - Open vraag

Wat is in de volgende zin het argument?

Ik heb een hekel aan de zomer, omdat het dan te heet is.

Slide 9 - Open vraag

Wat is betrouwbaarder: een tekst met vooral feiten of een tekst met vooral meningen?

Slide 10 - Open vraag

Oefenen
Maak H1, Argumenteren, opdracht 1, blz. 19 op de kopie:
https://docs.google.com/document/d/1ODeXrBSgd_RNVk0U7mSnu_8zH7r7mFMT2dMUVAkVByw/edit?usp=sharing

Markeer:
Standpunt = geel, argument = groen, signaalwoord = onderstrepen

Slide 11 - Tekstslide