Periode 4 - leenwoorden

Leenwoorden
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

Onderdelen in deze les

Leenwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

                                 Leenwoorden

In straattaal zien we veel nieuwe woorden, maar ook veel woorden die we uit andere talen halen. We noemen die woorden leenwoorden.

Ook in onze standaardtaal gebruiken we leenwoorden.
                                       Is dit nieuw? 
                          Is dit typisch Nederlands?
                         Welke leenwoorden ken je?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

2 Filmpjes 'Man over Woord'

  • Bekijk in de volgende dia's de filmpjes over leenwoorden.
  • Beantwoord de vragen tijdens het bekijken van het filmpje.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Filmpje 1 uit 'Man over Woord': het woord 'humeur'


Vraag 1 

Via welke twee talen kwam het woord 'humeur' in het Nederlands terecht?


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Filmpje 2 uit 'Man over Woord': het woord 'dansen'


Vraag 2

Vanuit welke twee talen is het woord 'dansen' in het Nederlands terechtgekomen?


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vanuit welke twee talen is het woord 'dansen' in het Nederlands gekomen?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht Leenwoorden

Maak een topografische kaart met daarop verschillende leenwoorden.

  • Landen: Duitsland, Frankrijk, Engeland + land naar   keuze,
  • Woorden per land: minimaal 5 (niet uit deze les),
  • Zoek de woorden op internet of bedenk ze zelf,
  • Werk in duo's of alleen,
  • Je presenteert je kaart aan het einde van de les

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Via welke twee talen kwam het woord humeur in het Nederlands?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 1
Je maakt een aparte kaart per land. Uiteindelijk heb je 
4 landen x 5 woorden

Je bent volledig vrij in de vormgeving (hoe het eruitziet).

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Via welke twee talen kwam het woord humeur in het Nederlands?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vanuit welke twee talen is het woord 'dansen' in het Nederlands gekomen?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 2
Je maakt een aparte kaart per land.

Je bent volledig vrij in de vormgeving (hoe het eruitziet).

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Taalverloedering, taalverandering?
Is het erg dat taal verandert?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Taalverandering
Taal is een levend organisme dat voortdurend verandert. Zo is de beleefdheidsvorm ‘gij’ (die ergens in het midden zat tussen ‘jij’ en ‘u’) zo goed als verdwenen in het dagelijkse vocabulaire. Veel mensen maken tegenwoordig in hun taalgebruik al geen onderscheid meer tussen ‘hen’ en ‘hun’, ‘me’ en ‘mijn’ en gebruiken ‘hun’ ook als onderwerp. Is dit taalverloedering of een organische taalverandering?  

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taalpuristen
Taalpuristen willen hun taal puur houden. Er mag zo min mogelijk invloed van buitenaf de taal verloederen, zoals Engelse woorden of straattaal.

Stop Taalverloedering!

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk aspect van de taal
verandert het snelst?
A
Spelling
B
Woordenschat
C
Uitspraak
D
Grammatica

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de bizarre taalkundige constructie in de volgende hit...

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

‘Hoe iets loopt’, dat kennen we, maar hoe het danst? Nieuwe, vreemde constructie, maar wel een die iedereen begrijpt, en veel compacter dan ‘Ga maar kijken hoe het voelt om te dansen zonder mij’.
Voorbeeld compacter taalgebruik. Elke taal streeft naar economiciteit: als iets eenvoudiger kan uitgedrukt worden, zal dat uiteindelijk ook gebeuren

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Als je meer dan 1 Europese taal een beetje kent (zoals jullie: Nederlands, Engels, Frans en Duits) kun je het al aardig volgen.

Je kijkt nu een filmpje waarin het verhaal van de Rattenvanger van Hamelen wordt verteld. De plaatjes zijn duidelijk, de tekst lees je mee en de verteller is vaak in beeld en spreekt heel duidelijk (ook wel grappig om te zien). Na dit filmpje weet je waarschijnlijk al hoe het meervoud gemaakt wordt, en hoe je ‘niet’ zegt.

La ŝalmisto de Hamelin
ŝalmisto spreek je uit als 'sjalmisto', en het betekent fluitspeler

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je eigen taal
In de vorige les heb je alvast nagedacht over je eigen kunsttaal:

- voor wie is de taal bedoeld?
- wat wil je bereiken met jouw taal?
- bedenk je de taal helemaal zelf of is hij gebaseerd op andere talen?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je eigen taal
Nu gaan we een stap verder. Je hebt geleerd dat je met een taal dingen duidelijk kunt maken. Dat doe je met woorden, maar ook met grammatica.
Jouw kunsttaal heeft dus eigen woorden nodig, maar je moet ook nadenken welke grammaticaregels er voor jouw taal gelden. Denk bijvoorbeeld aan enkelvoud/meervoud, ontkenningen, vragen en werkwoordvormen.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les 3: Nieuwe taal - doen
LEERDOELEN

In deze les:
- denk je na over de grammatica van jouw taal
- werk je een situatie uit in je eigen kunsttaal

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je eigen taal!
In de volgende les gaan jullie in tweetallen een eigen taal bedenken. In deze les ga je alvast nadenken over de jullie taal.

- Voor wie is de taal bedoeld?
- Wat wil je bereiken met jouw eigen taal?
- Lijkt de taal op een bestaande taal, of bedenk je hem helemaal zelf?

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Via welke twee talen kwam het woord humeur in het Nederlands?

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vanuit welke twee talen is het woord 'dansen' in het Nederlands gekomen?

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vanuit welke twee talen is het woord 'dansen' in het Nederlands gekomen?

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Via welke twee talen kwam het woord humeur in het Nederlands?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vanuit welke twee talen is het woord 'dansen' in het Nederlands gekomen?

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Via welke twee talen kwam het woord humeur in het Nederlands?

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vanuit welke twee talen is het woord 'dansen' in het Nederlands gekomen?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Via welke twee talen kwam het woord humeur in het Nederlands?

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Via welke twee talen kwam het woord humeur in het Nederlands?

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vanuit welke twee talen is het woord 'dansen' in het Nederlands gekomen?

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Via welke twee talen kwam het woord humeur in het Nederlands?

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vanuit welke twee talen is het woord 'dansen' in het Nederlands gekomen?

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies