Formuleren

FORMULEREN
1 / 21
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

FORMULEREN

Slide 1 - Open vraag

Als het onderwerp in een zin enkelvoud is, moet ...... ook enkelvoud zijn

Slide 2 - Open vraag

Als de persoonsvorm meervoud is, moet ...... ook meervoud zijn.

Slide 3 - Open vraag

Wat is congruentie?

Slide 4 - Open vraag

Een groep jongeren ... in de hal.
A
staat
B
staan

Slide 5 - Quizvraag

200 pakken rijst ... klaar voor verzending.
A
stonden
B
stond

Slide 6 - Quizvraag

Als je van twee losse zinnen een zin maakt, heb je een ... nodig!

Slide 7 - Open vraag

noem
voegwoorden

Slide 8 - Woordweb

Als een voegwoord midden in de zin staat, moet er een komma
voor staan.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Leg uit waarom het antwoord op de vorige vraag 'niet waar' is.

Slide 10 - Open vraag

Samentrekking: de woorden hoeven niet hetzelfde zinsdeel te zijn
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Samentrekking: de woorden moeten op dezelfde plaats staan in de zin
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Samentrekking: woorden moeten hetzelfde getal en dezelfde betekenis
hebben
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Hoe verwijs je de-woorden?

Slide 14 - Open vraag

Met -dit- of -dat- verwijs je .....woorden.

Slide 15 - Open vraag

Dat is de man waarmee ik heb getennist.
A
Deze zin is GOED
B
Deze zin is FOUT

Slide 16 - Quizvraag

Verbeter de vorige zin.
Dat is de man waarmee ik heb getennist.

Slide 17 - Open vraag

verwijswoorden naar
dier of ding

Slide 18 - Woordweb

Jan kan sneller lopen dan/als ik/mij.
A
als ik
B
als mij
C
dan ik
D
dan mij

Slide 19 - Quizvraag

Chris krijgt net zo veel zakgeld
als/dan ik/mij.
A
als ik
B
als mij
C
dan ik
D
dan mij

Slide 20 - Quizvraag

Succes met het leren voor de schrijfopdracht!

Slide 21 - Tekstslide