Les 10 XXL

• Signaleren en begeleiden
• MBO
• Studiejaar 1

Wat is de laatste stap van de methodische cyclus?

1. Plannen
2. Verkennen
3. Evalueren en bijstellen
4. Acties uitvoeren

Als je gaat rapporteren na een vervelende situatie op je werk is het belangrijk om

1. Objectief te rapporteren
2. Subjectief te rapporteren
3. Je gevoelens van je af te schrijven
4. Je schrijft niets op

Observeren is....

1. Gepland
2. Ongepland

Objectief of subjectief?
´Mw. heeft vandaag 800ml water gedronken´

1. Objectief
2. Subjectief

Welke tip voor het geven van feedback is onjuist?

1. Spreken in de wij-vorm
2. Kies het juiste moment
3. Geef aan welk effect het gedrag op jou heeft
4. Ga na of de ander je begrijpt

Hoe herken je onbegrepen gedrag?

1. Het roept vaak een negatieve emotie op bij jezelf
2. Het roept vaak een positieve emotie op bij jezelf

Financiën, ADL en psychische gezondheid zijn onderdelen van.....

1. De 9 leefgebieden
2. De methodische cyclus

Doel: Dhr. maakt zijn keuken schoon.
Is dit doel SMART?

1. Ja
2. Nee

Wat is het allerbelangrijkste bij het omgaan met een agressieve cliënt?

1. Rustig blijven
2. Letten op je eigen veiligheid
3. Goed luisteren
4. Samenvatten

Eigen regie kan ook betekenen dat je een taak overneemt
die de cliënt in principe zelf kan uitvoeren.

1. Waar
2. Niet waar

Bij Veilig Thuis kun je alleen meldingen maken van onveilige situaties

1. Waar
2. Niet waar

Wat vraag je bij het evalueren van de WMO- indicatie begeleiding?

1. Is het doel bereikt?
2. Wat is de begeleidingsvraag?
3. Welke problemen geeft de client aan?
4. Welke acties worden er uitgevoerd?

Je cliënt geeft aan jou te slaan als jij de badkamer niet schoonmaakt vandaag. Wat voor soort agressie is dit?

1. Passieve agressie
2. Instrumentele agressie
3. Frustratie agressie
4. Expressieve agressie

Doel: Iedere donderdag om 10:00 uur brengt dhr. de vuilniszak naar buiten.
Is dit doel SMART?

1. Ja
2. Nee

Wat is expressieve agressie.

1. gericht op situatie of organisatie
2. bewust agressie inzetten om doel te bereiken / dreigen
3. opgestapelde frustratie/ emotie
4. neurologische of psychische aandoening

Je eigen emoties horen niet thuis in een rapportage

1. Waar
2. Niet waar

Passieve boosheid is:

1. Fysieke agressie
2. Negeren
3. Schreeuwen
4. Anderen beschuldigen

Wat hoort NIET bij de presentiebenadering

1. Iemand negeren
2. Naast je cliënt staan, niet erboven
3. Observeren, signaleren en rapporteren
4. Vertrouwensband opbouwen staat centraal

´Heeft u lekker geslapen?´

1. Dit is een open vraag
2. Dit is een gesloten vraag

Objectief of subjectief?
´De kamer is mooi ingericht´

1. Objectief
2. Subjectief

Als iemand geen antwoord geeft wil dat zeggen dat iemand niet wil praten.

1. Waar
2. Niet waar

Hoe ga je NIET om met iemand met een angststoornis

1. Erken het gevoel van de ander
2. Neem de angst serieus zonder oordeel
3. Blijf zelf rustig
4. Zeggen dat het helemaal niet eng is

Mensen met borderline voelen emoties

1. heftiger dan anderen
2. zijn emotieloos
3. minder dan anderen
4. als storend

Je cliënt heeft je uitgescholden omdat je het verkeerde schoonmaakmiddel hebt gebruikt. Wat doe je?

1. Je bied je excuses aan maar zegt ook dat je niet wil dat er gescholden wordt.
2. Je biedt je excuses aan, de cliënt heeft een reden om boos te zijn.
3. Je gaat direct naar huis.
4. Je doet alsof je het niet gehoord hebt.

Je cliënt vraagt jou om hulp maar dit hoort niet bij jouw werk. Wat doe je?

1. Je helpt je cliënt toch, ze heeft een zoon maar die woont ver weg.
2. Je geeft aan dat je deze taak niet kan uitvoeren (grens aangeven).
3. Je geeft aan dat je deze taak niet kan uitvoeren maar kijkt samen met je cliënt wie dit wel zou kunnen doen.

Je cliënt (93) weet niet meer of hij vandaag al gedoucht heeft. Verder merk je geen bijzonderheden op. Dit is een;

1. Acute situatie, je gaat direct actie ondernemen en belt de huisarts.
2. Afwacht situatie, je rapporteert je bevinding en kijkt of het volgende week weer opvalt.

Je hebt het idee dat je cliënt bang is om naar buiten te gaan, wat doe je?

1. Je rapporteert dat dhr. bang is om naar buiten te gaan.
2. Je check bij je cliënt of je gevoel klopt.
3. Je vraagt aan de cliënt zijn kinderen of zij ook dit gevoel hebben.
4. Je vraagt aan de buren of hij je cliënt nog wel eens buiten ziet

Het valt je op dat je cliënt niet wil helpen met de afwas. Wat doe je?

1. Je rapporteert je bevindingen.
2. Je doet de afwas alleen, hij heeft gisteren een verjaardag gehad en zal wel moe zijn.
3. Je vraagt aan je cliënt waarom hij vandaag niet meehelpt.
4. Je geeft aan dat je cliënt je moet helpen zoals afgesproken is.