3 havo spelling 1-3

3 havo - 11 februari
  • Even oefenen met spelling.
  • Aan de slag met de opdrachten uit H3
  • Stel vragen!
Wat heb je aan het eind van de les onder de knie?
  •  werkwoordspelling
  •  met -n/ zonder -n
  • getallen: cijfers of letters?
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3 havo - 11 februari
  • Even oefenen met spelling.
  • Aan de slag met de opdrachten uit H3
  • Stel vragen!
Wat heb je aan het eind van de les onder de knie?
  •  werkwoordspelling
  •  met -n/ zonder -n
  • getallen: cijfers of letters?

Slide 1 - Tekstslide

Noteer de pvtt:
(worden) jij onmiddellijk misselijk in een achtbaan of (houden) je je hoofd koel?

Slide 2 - Open vraag

Noteer de pvtt:
Een vliegershelm (beschermen) het hoofd van een piloot en (herbergen) communicatieapparatuur.

Slide 3 - Open vraag

Maak een zin met:
bestuurd

Slide 4 - Open vraag

Noteer de juiste vorm:
Ze worden (blootstellen) aan extreme krachten.

Slide 5 - Open vraag

Noteer de juiste vorm:
Op die (verven) muur hang ik de (vergroten) foto.

Slide 6 - Open vraag

Noteer de juiste vorm:
Wie (liken) mijn foto?

Slide 7 - Open vraag

Kies de vorm met of zonder -n:
Sommige(n) dieren lijken haast onkwetsbaar
A
sommige
B
sommigen

Slide 8 - Quizvraag

Kies de vorm met of zonder -n:
De meeste leerlingen komen op de fiets, slechts enkele(n) komen met de bus.
A
enkele
B
enkelen

Slide 9 - Quizvraag

Kies de vorm met of zonder -n:
De twee laatkomers kregen een straf die ze beide(n) niet erg vonden.
A
beide
B
beiden

Slide 10 - Quizvraag

Kies de vorm met of zonder -n:
Om op tijd te komen zijn sommige(n) zeer vroeg van huis gegaan.
A
sommige
B
sommigen

Slide 11 - Quizvraag

Kies de vorm met of zonder -n:
Met z'n alle(n) is een feest leuker dan met een klein groepje.
A
allen
B
alle

Slide 12 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:
(spelen) hebben alle jonge zoogdieren hun vaardigheden (leren).

Slide 13 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:
Niek zegt dat hij nooit iets (beleven), maar vandaag heeft hij tocht iets bizars (beleven)!

Slide 14 - Open vraag

Maak van de cijfers letters waar dat moet.
1. Toen Doornroosje 15 jaar werd, prikte ze zich aan een spinnewiel en viel ze voor 100 jaar in slaap.

2. Op de boekenlijst staan 200 Nederlandse romans.

3. De wereldbevolking bestaat uit ongeveer 8.000.000.000 mensen.

Slide 15 - Tekstslide

Maak van de cijfers van letters waar dat moet.
1. Toen Doornroosje vijftien jaar werd, prikte ze zich aan een spinnewiel en viel ze voor honderd jaar in slaap.

2. Op de boekenlijst staan tweehonderd Nederlandse romans.

3. De wereldbevolking bestaat uit ongeveer acht miljard mensen.

Slide 16 - Tekstslide

Kies de juiste spelling:
A
copiloot
B
co-piloot
C
co'piloot

Slide 17 - Quizvraag

Kies de juiste spelling:
A
tween
B
tweeën
C
twee-en

Slide 18 - Quizvraag

Kies de juiste spelling:
A
swoensdags
B
s'woensdags
C
's woensdags

Slide 19 - Quizvraag

Kies de juiste spelling:
A
keel neus en oorarts
B
keel- neus- en oorarts
C
keel, neus- en oorarts

Slide 20 - Quizvraag

Kies de juiste spelling:
A
fietsleutel
B
fietssleutel

Slide 21 - Quizvraag

Kies de juiste spelling:
A
meisjesstem
B
meisjestem

Slide 22 - Quizvraag

Kies de juiste spelling:
A
jazzanger
B
jazzzanger

Slide 23 - Quizvraag

Kies de juiste spelling:
A
prullebak
B
prullenbak

Slide 24 - Quizvraag

Kies de juiste spelling:
A
duimschroef
B
duimsschroef

Slide 25 - Quizvraag

Kies de juiste spelling:
A
weidevogel
B
weidenvogel

Slide 26 - Quizvraag

Kies de juiste spelling:
A
reuzeleuk
B
reuzenleuk

Slide 27 - Quizvraag

Kies de juiste spelling:
A
stekenblind
B
stekeblind

Slide 28 - Quizvraag