Les 2 Omgaan met de doelgroep taak 23 Teksten voor een nieuwsbrief schrijven

Vorige keer (1)
  • Weten dat een tekst een logische opbouw heeft;
  • Inleiding, middenstuk, slot
  • Hoofdzaken en bijzaken onderscheiden in een tekst;
  • belangrijke punten, onderwerp, hoofdgedachte, kernzinnen, signaalwoorden. Geef uitleg en voorbeelden
  • een mail voorbereiden en schrijven;
  • hoofdletter en kleine letters op de juiste manier schrijven.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vorige keer (1)
  • Weten dat een tekst een logische opbouw heeft;
  • Inleiding, middenstuk, slot
  • Hoofdzaken en bijzaken onderscheiden in een tekst;
  • belangrijke punten, onderwerp, hoofdgedachte, kernzinnen, signaalwoorden. Geef uitleg en voorbeelden
  • een mail voorbereiden en schrijven;
  • hoofdletter en kleine letters op de juiste manier schrijven.

Slide 1 - Tekstslide

Vorige keer (2)
  • Een mail voorbereiden en schrijven;
  • Schrijversdoel, wat weet je al, bereiken onderwerp, tekstvorm, taal en toon
  • Hoofdletter en kleine letters op de juiste manier schrijven
  • werkwoordspelling, hoofdlettergebruik, leestekens en interpunctie

Slide 2 - Tekstslide

Waar staan de hoofdletters goed?
A
mevrouw j. Van der Veen
B
Mevrouw J. Van Der Veen
C
mevrouw Van der Veen
D
mevrouw van der veen

Slide 3 - Quizvraag

Spelling goed of fout?
De atleet vergrote zijn voorsprong tijdens de wedstrijd.

Slide 4 - Poll

Spelling goed of fout?
De toerist reisde per boot naar zijn nieuwe bestemming.

Slide 5 - Poll

Spelling goed of fout?
De verpleegkundige verbondt de arm van de patiënt.

Slide 6 - Poll

Uit welke drie onderdelen bestaat een hoofdstructuur?
A
Onderwerp, alinea, samenvatting
B
Naam, adres, onderwerp, aanhef
C
Witregels, alinea's, hoofdletters
D
Inleiding, middenstuk, slot

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een onderwerp en hoofdgedachte?

Slide 8 - Open vraag

Waar vind je kernzinnen in een tekst?
A
Begin of eind van iedere alinea.
B
Begin of eind van iedere tekst.
C
Bij het onderwerp.
D
Bij de hoofdgedachte.

Slide 9 - Quizvraag

Lesdoelen
Aan het eind van de les kan ik:
  • een doelgroep herkennen;
  • een tekst voorbereiden door middel van een schrijfplan;
  • vragen stellen en informatie selecteren;
  • een flyer maken.

Slide 10 - Tekstslide

Omgaan met de doelgroep
Taak 23 Een tekst voor een nieuwsbrief schrijven
Videofragment opdracht 2: de doelgroep herkennen
Kijkvraag:
  • Voor welke doelgroep is de video bedoeld? En waarom?

Slide 11 - Tekstslide

8. Informatie verwerken
  • Onderwerp schrijven informatie opzoeken
  • Maak samenvatting of mindmap/ steekwoorden/ aantekeningen/ spiekbriefje of iets dergelijks
  • Onderscheid hoofdzaken en bijzaken

Slide 12 - Tekstslide

17. Taalgebruik afstemmen op publiek

  • Geen moeilijke woorden (adl)
  • Geen lange zinnen
  • Gebruik voorbeelden
  • Toon is belangrijk hoe je overkomt

Slide 13 - Tekstslide

47. Notities
  • Datum + tijd
  • Naam beller + organisatie
  • Telefoonnummer + e-mailadres
  • Noteer of hij zelf terugbelt, terugbellen
    of alleen dat hij heeft gebeld
  • Onderwerp in steekwoorden

Slide 14 - Tekstslide

Kenmerken informerende tekst
  • Informeren
  • Titel
  • Inleiding: onderwerp
  • Middenstuk: per subonderwerp een alinea
  • Slot: samenvatting

Slide 15 - Tekstslide

50. Uiteenzetting
  • Informatieve tekst  met uitleg hoe iets werkt of in elkaar zit
  • Feiten, geen mening
  • Pakkende titel
  • Inleiding: introductie onderwerp/ probleem of vraag
  • Alinea's  in structuur (voordeel/nadeel, vroeger/nu, tegenstelling, hoe probleem oplossen)
  • Slot: krachtige afsluitende zin

Slide 16 - Tekstslide

90. Helder en afwisselend 
  • Breng verbanden aan: verwijswoorden (hij) signaalwoorden
  • Afwisseling: herkenbare actuele voorbeelden
  • Actieve zin geen passieve zin.
    Voorbeeld:
    Uw pakket wordt morgen door de bezorger bezorgd.
    De bezorger bezorgt morgen uw pakket.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Evalueren (1)
  • Doelgroep herkennen;
  • Taalgebruik afstemmen op publiek
  • Een tekst voorbereiden;
  • Informatie verwerken
  • Een flyer maken;
  • Helder en afwisselen communiceren

Slide 19 - Tekstslide

Volgende keer
Thema: Omgaan met klachten
Taak 28: Een reactie op een klacht schrijven.

Slide 20 - Tekstslide

Maken
Thema: Omgaan met de doelgroep
Taak 23: Teksten voor een nieuwsbrief schrijven 2F
Opdracht online 2, 5, 6




Slide 21 - Tekstslide

Opdracht
Jij organiseert een diner om geld in te zamelen voor stichting groen. Deze organisatie zet zich in voor een schoon milieu. In de uitnodiging komen de volgende punten
  • waar en wanneer het diner is
  • de prijs van het diner en hoe de prijs berekend is
  • wat er te eten is (3 dingen)
  • waarom je moet komen (2 argumenten) en hoe aanmelden

Slide 22 - Tekstslide

Klaar?
  • Wissel je schrijfproduct met een klasgenoot en geef feedback op de volgende onderdelen:
  • het doel 
  • afstemming publiek
  • indeling zakelijke brief
  • hoofdlettergebruik
  • activerend en overtuiging

Slide 23 - Tekstslide