Geheel aan erfelijke informatie noem je ook wel het genoom.
Alle cellen in één organime hebben hetzelfde genoom.
Slide 3 - Tekstslide
prokaryoot
DNA ligt in een cirkel in het cytoplasma.
Sommige prokaryoten hebben ook korte stukjes circulair DNA (plasmiden).
Alles samen=genoom.
Slide 4 - Tekstslide
mtDNA
DNA in chloroplasten
Slide 5 - Tekstslide
Bouw
DNA molecuul = nucleïnezuur
Voor het eerst ontdekt in celkern (nucleus),bleken later ook in cytoplasma aanwezig.
Bestaat uit aan elkaar gekoppelde nucleotiden=
monosacharide,fosfaat, stikstofbase
Slide 6 - Tekstslide
Structuur ATCG
Verbinding fosfaat en suiker
Slide 7 - Tekstslide
Maak
1+2
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Genen
1 chromosoom bevat meerdere genen.
Een gen bevat informatie voor 1 of meerdere eiwitten.
Gen voor oogkleur bevat dus informatie hoe de eiwitten gemaakt moeten worden die jouw ogen kleur geven.
DNA sequentie: de volgorde van de ATCG (stikstofbasen).
De DNA sequentie van een gen bepaald welk eiwit wordt gesynthetiseerd (gemaakt).
Slide 10 - Tekstslide
Genen
Staan op een vaste plek in ons DNA.
Dus mijn gen voor oogkleur staat op hetzelfde chromosoom als bij jou.
Omdat je van elk chromosoom er 2 hebt, heb je dus voor al je eigenschappen 2 genen.
Omdat deze van elkaar kunnen verschillen, noemen we de verschillende varianten allelen.
Slide 11 - Tekstslide
Niet-coderend DNA
Slechts een klein deel van ons DNA codeert (bevat de code) voor een eiwit.
Groot gedeelte maakt geen eiwitten, wordt vaak ''junk-DNA'' genoemd.
98,5% van ons DNA is niet-coderend.
Slide 12 - Tekstslide
Maken:
3 t/m 8
Klaar? Verder met 9 + 10
Slide 13 - Tekstslide
Bs 2: DNA replicatie
Slide 14 - Tekstslide
Celcyclus
In welk deel van de celcyclus vindt DNA replicatie plaats?
Slide 15 - Tekstslide
Replicatie
De verbindingen tussen de basenparen wordt verbroken.
Kernplasma: vrije nucleotiden
Enzym: DNA Polymerase schuift langs de oude streng en bindt vrije nucleotiden aan de enkelvoudige streng vast.
Slide 16 - Tekstslide
Replicatie
Zo krijg je 2 identieke DNA-moleculen.
In het midden blijft het nog aan elkaar zitten: centromeer.
Chromosoom bestaat uit 2 chromatiden.
Slide 17 - Tekstslide
Telomeren
DNA-polymerase kan het uiteinde van de keten niet repliceren. Dit niet gekopieerde deel wordt door een enzym verwijderd. Het chromosoom wordt dus steeds korter->na 50 delingen cel dood.
Slide 18 - Tekstslide
Maken:
12 t/m 17
Slide 19 - Tekstslide
Kopiëren van DNA
Kan 2 redenen hebben:
Celdeling of eiwitsynthese
Celdeling:DNA replicatie
Eiwitsynthese: transcriptie
Slide 20 - Tekstslide
Bs 3: eiwitsynthese
Wat is het verschil tussen DNA replicatie en eiwitsynthese?
Slide 21 - Tekstslide
Vorming van MRNA (MessengerRNA)
Slide 22 - Tekstslide
Verschil DNA/RNA
dubbele streng/enkele streng
Thymine/Uracil
Desoxyribose/Ribose
Binnen/buiten de kern
Slide 23 - Tekstslide
Maak
21 t/m 23
Slide 24 - Tekstslide
Eiwitten
Bestaan uit een lange keten aminozuren.
20 verschillende aminozuren.
Hoe weten de ribosomen welke aminozuren ze achter elkaar moeten plakken?
-->Volgorde van stikstofbasen
Slide 25 - Tekstslide
Eiwitten
De code voor de volgorde van aminozuren staat vast in de nucleotidenvolgorde van het RNA.
De code voor 1 aminozuur zijn 3 opeenvolgende stikstofbasen: codon. (zie blz 91)
Oefenen met aflezen
Slide 26 - Tekstslide
start/stop
De synthese van een aminozuurketen begint altijd bij het ''start'' codon en stopt bij het ''stop'' codon.
Start codon is altijd AUG, er zijn meerdere stopcodonnen. Zoek eens een code op van een stop codon.
Slide 27 - Tekstslide
TransferRNA(tRNA) + aminozuur
Slide 28 - Tekstslide
aminozuren
In de cel is altijd een voorraad van de 20 aminozuren aanwezig. Deze wordt aangevuld door bijvoorbeeld voeding.
Meerdere ribosomen kunnen hetzelfde mRNA lezen -> veel eiwitten
Slide 29 - Tekstslide
eiwitten
Ribosomen in cytoplasma of op endoplasmatisch ret.
Eiwitten op endoplasmatisch reticulum zijn nog niet ''af''.