In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 2 Optellen
Slide 1 - Tekstslide
Hoofdrekenen
Als je twee of meer getallen bij elkaar optelt, noem je dat een optelling. Bij optellen gebruik je het plusteken: +. De uitkomst van een optelling noem je de som.
Slide 2 - Tekstslide
Splitsen
Slide 3 - Tekstslide
Rijgen
Slide 4 - Tekstslide
Reken uit d.m.v. splitsen of rijgen 226 + 48 =
Slide 5 - Open vraag
Je kunt optellen voor jezelf makkelijker maken. Je kunt bijvoorbeeld getallen in een optelling omkeren. 8 + 24 = 24 + 8 = 32
Je kunt de getallen ook veranderen. 29 + 17 = 30 + 16 = 46
Een optelling van meer dan twee getallen kun je makkelijker maken door te schakelen. Je telt eerst 2 getallen bij elkaar op. Daarna tel je de uitkomst bij het derde getal op. 21 + 3 + 17 = 21 + 20 = 41
Slide 6 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Opdracht 1 t/m 11
Slide 7 - Tekstslide
Optellen op papier
Grote getallen kun je het beste onder elkaar optellen. Je schrijft de eenheden, tientallen, honderdtallen en duizendtallen precies onder elkaar. Deze manier noem je cijferen.