NN6 Taalverzorging - onderwerp H2.
1 / 19
Lesduur is: 80 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Woordenschat? Waar hebben we het over gehad?
Slide 4 - Open vraag
Hoe vind ik de persoonsvorm?
Slide 5 - Open vraag
Wat bedoel ik met de 'zinsdeelsproef'?
Slide 6 - Open vraag
Zet de zin in zinsdeelstrepen:
Lisa heeft gisteren haar haar rood geverfd.
Lisa heeft gisteren haar haar rood geverfd.
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Wat is het ondwerp?:
Hij maakt een mooie tekening
Hij maakt een mooie tekening
A
hij
B
maakt
C
een mooie tekening
Slide 10 - Quizvraag
Wij rijden in de regen naar huis
A
naar huis
B
rijden
C
wij
D
in de regen
Slide 11 - Quizvraag
Zet tussen zinsdeelsstrepen:
De hond is in de modder aan het spelen
De hond is in de modder aan het spelen
Slide 12 - Open vraag
Wat is het onderwerp?
De hond is in de modder aan het spelen
De hond is in de modder aan het spelen
A
Aan het spelen
B
In de modder
C
is
D
de hond
Slide 13 - Quizvraag
Verander de zin in een vraagzin:
In de herfst kleuren de bomen rood.
In de herfst kleuren de bomen rood.
Slide 14 - Open vraag
Wat is de pv?
In de herfst kleuren de bomen rood
In de herfst kleuren de bomen rood
A
In de herfst
B
Kleuren
C
De bomen
D
Rood
Slide 15 - Quizvraag
Zet tussen zinsdeelstrepen:
In de herfst kleuren de bomen rood.
In de herfst kleuren de bomen rood.
Slide 16 - Open vraag
Ik kan het onderwerp in de zin bepalen
😒🙁😐🙂😃
Slide 17 - Poll
Op welke twee manieren kan ik het onderwerp vinden in de zin?
