Zinnen en zinsvorming

Presentatie 'Zinnen en hun betekenis'  (H6-8)
12.06.2024
Algemene taalwetenschappen


Sandra Schutte
Laurens Doornberg
Laurens Schneider
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsHBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Presentatie 'Zinnen en hun betekenis'  (H6-8)
12.06.2024
Algemene taalwetenschappen


Sandra Schutte
Laurens Doornberg
Laurens Schneider

Slide 1 - Tekstslide

Inchecken: hoe zit je er bij?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Over deze les...
[zinnen & zinsdelen]
  • Inchecken (net gedaan)
  • Het doel van de les: waarom doen we dit?
  • Uitleg begrippen
  • Snap je het? We gaan het zelf ervaren...

Slide 3 - Tekstslide

timer
0:45
Waarom is het handig om te weten hoe een zin in elkaar zit?

Slide 4 - Woordweb

Waarom doen we dit?
kennis + oefening = Taalbeheersing = feeling krijgen met de taal


Iets concreter:
  • Zinnen en zinsdelen  =  combineren van kleine stukjes taal  =  context
  • Wees handig met taal  >>  word redzaam in een talige maatschappij* 
      >> kansengelijkheid


* Koeven, E. van, Kootstra, G.J., Groot, A. de & Schaafsma, F. (2018). Mbo-docenten Nederlands over hun vak. 
Geraadpleegd op 7 juni 2024 van platformpraktijkontwikkeling.nl. Utrecht: WOSO

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Wat zijn zinsdelen?

Slide 7 - Open vraag

Wat is een zinsdeel?
Een zin heeft een opbouw, een structuur. 
Bepaalde woorden binnen een zin vormen een (woord)groep.
Die groepen samen vormen een zin.


Slide 8 - Tekstslide

Typen woordgroepen (1)
Nominale woordgroep (NP) --> referentiële functie (verwijst naar iets uit de realiteit)
De pizzakoerier kreeg een leuke fooi.
 
Verbale woordgroep (VP) --> predicatieve functie (zegt wat het onderwerp doet).
De pizzakoerier kreeg een  leuke fooi.

Slide 9 - Tekstslide

Benoem van de volgende zin de predicatieve functie:
Het meisje schrijft dagelijks in haar dagboek.
A
Het meisje / haar dagboek
B
Het meisje / in haar dagboek
C
schrijft
D
Ik doe de groetjes aan het meisje.

Slide 10 - Quizvraag

Benoem de nominale woordgroep (NP) in de volgende zin:
De jongeman gokte in het casino.
A
gokte
B
De jongeman / in het casino
C
De jongeman / het casino
D
Ik ben benieuwd wat er vanavond op het menu staat.

Slide 11 - Quizvraag

Type woordgroepen (2)
adjectivische woordgroep (AdjP) (kent eigenschap aan naamwoord toe)
De grote hond blaft.

adverbiale woordgroep (AdvP) (kent een plaats, tijd of hoedanigheid toe aan iets wat GEEN naamwoord is).
De grote hond blafte gisteren hard.

Slide 12 - Tekstslide

Benoem in de volgende zin Adje P.
De kleine meisjes wilden graag een ijsje.
A
kleine
B
wilden
C
De kleine meisjes
D
een ijsje

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de adverbiale woordgroep in de volgende zin?
De atleet verbrak vorig jaar zijn persoonlijk record.
A
De atleet / persoonlijk record
B
zijn
C
verbrak
D
vorig jaar

Slide 14 - Quizvraag

Type woordgroepen (3)
adpositionele woordgroep (AdpP) 
- heeft als kern een voorzetsel
- legt relatie tussen twee woordgroepen 

Het boek ligt op de tafel.

Slide 15 - Tekstslide

Functies van woordgroepen (1)
Predikaat:
zegt wat een NP doet of wat hij is (WW / NG).

Hij is mijn teamgenoot.

Slide 16 - Tekstslide

Functies van woordgroepen (2)
Argument: Woordgroep die sowieso er moet zijn, anders een ongrammaticale zin.

Henk               schreef            een liefdesbrief. 
argument      predikaat

Slide 17 - Tekstslide

Functies van woordgroepen (3)
Adjunct: optionele toevoeging. Zonder deze woorden is de zin grammaticaal nog steeds juist.

Henk                 schreef             erg emotioneel         een liefdesbrief.
                                                             adjunct                             

Slide 18 - Tekstslide

Functie van woordgroepen (4)
Modificeerder: Een woordgroep binnen een woordgroep. 
Hij geeft details aan. 

Marije           vindt             het schilderij            erg                       mooi.
argument    predikaat     argument          modificeerder  adjunct.


Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag!
1) Klas verdelen in 8 groepjes

2) Je krijgt met je groepje een begrip of een voorbeeld van een begrip. Ga op zoek naar een ander groepje, zodat je een match hebt.

3) Tijdens deze opdracht mag er niet overlegd worden!


Slide 20 - Tekstslide

Afsluiting

Wat hebben we deze les geleerd? 


We zijn erg benieuwd naar jullie tips en tops!

Slide 21 - Tekstslide