Fonologie: Medeklinkers en klikers

Lesdoel(en)
Aan het einde van deze les kunnen de leerlingen:
- woorden in het meervoud met enkele óf dubbele medeklinker onderscheiden en correct opschrijven

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolISKvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel(en)
Aan het einde van deze les kunnen de leerlingen:
- woorden in het meervoud met enkele óf dubbele medeklinker onderscheiden en correct opschrijven

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak 2 rijen bestaande uit zelfstandignaam woorden en werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig naamwoorden
Bomen
Beren
Poten
Paden
Planten
Dansen
Buren
Namen
Schapen
Fietsen


Werkwoorden
Slapen 
Stelen
Varen
Schuren
Vergeten
Verlaten
Kopen
Lezen
Nemen
Plegen
Fietsen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig naamwoord

  • Het zelfstandig naamwoord is een woord voor iets of iemand (Dieren, mensen, dingen en plaatsen)
  • Bij een zelfstandignaamwoord hoort een lidwoord
  • Het zelfstandig naamwoord kun je meestal in het meervoud zetten

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoord (ww)
Een werkwoord is een woordsoort.
De afkorting van werkwoord is ww.

In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.

Een werkwoord zegt 
- wat iets of iemand doet,
- wat iets of iemand overkomt
wat er is gebeurd.


Voorbeelden van werkwoorden: 

Lopen             Zijn
Fietsen           Leren
Rennen          Eten
Koken             Voetballen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WHHTUK
Wat: Opdracht 1 en 2 maken(woorden verdelen in 2 categorieën)
Hoe: In tweetal werken
Hulp: Docent
Tijd: 7-10 minuten
Uitkomst: Woorden in het meervoud onderscheiden van elkaar
Eerder klaar: Verdeel de woorden in 2 andere categorieën

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1: Bekijk de volgende woorden.
Verdeel de woorden in twee categorieën. 



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2: Bedenk een naam voor beide groepen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dubbele medeklinker
1. Meppen
2. Voetballen
3. Rennen
4. Vissen
5. Lessen
6. Trappen
7. Sterren
8. Lippen
9. Mollen
10. Katten
Enkele medeklinker
1. Lopen
2. Potloden
3. Tranen
4. Boten
5. Roken
6. Uren
7. Namen
8. Loten
9. Lokalen
10. Meren

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medeklinkers
Bij een medeklinker kan de lucht niet ongehinderd naar buiten komen wanneer je praat. Er is een blokkade door bijvoorbeeld je tong, tanden, keel of lippen. 

Dit is het geval bij bijna alle letters van het alfabet, behalve de klinkers.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klinkers
Bij een klinker (ook wel vocaal genoemd) kan de lucht dus wél ongehinderd naar buiten komen wanneer je praat. 
Klinkers zijn de a, e, i, o en u in het alfabet.

Ezelsbruggetje: ‘’Oei, au!’’
Hier zitten alle klinkers in: de a, e, i, o en u. Ook de IJ wordt gezien als klinker. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medeklinkers versus klinkers 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Korte klinkers
Staat er voor de medeklinker een korte klinker, dan schrijf je meestal twee medeklinkers om de klank kort te houden.

De klinker is een korte klinker, zoals je die bijvoorbeeld uitspreekt in bal, bol, bel, bul en bil.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lange klinkers
Kijk altijd naar de klinker die in het meervoud vóór de medeklinker staat waar het om gaat. Dus bij het woord ‘daken’ kijk je naar de a.

De klinker is lang, zoals je die uitspreekt in
  vaal, veel, viel, voor en vuur.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dubbele medeklinker
Hoor je een korte klinker
Zet er dan een dubbele medeklinker achter de klinker. 
val - vallen
vul - vullen
bok - bokken
lip - lippen
mep - meppen


 Enkele medeklinker
Hoor je een lange klinker
Zet er dan maar 1 medeklinker achter de klinker:
aap - apen
naam - namen
meer - meren
vuur - vuren
Rook - Roken

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 3: Bedenk voor iedere groep nog 3 woorden die in het rijtje passen.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitwerking opdracht 3
Bos - Bossen
Klas - klassen
Baan- Banen
Uitwerking opdracht 3
Schrift -  Schriften
Kast -  Kasten
Bank - Banken

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 4: Lees de tekst en controleer als de woorden in het meervoud correct geschreven zijn. Is het woord fout, schrijf het woord dan correct op. 

In amsterdam woonen de meeste katten. Het dierenasiel besteedt veel uuren om voor ze te zorgen. Zo slapen ze de hele dag in grote getalen bij elkaar. In het dierenasiel speelen ze en eten ze de hele dag. Katten hebben plezier om op alles te klimmen. Als katten boos zijn vallen ze aan en haaten water.  

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar hebben we het vandaag over gehad?

Slide 19 - Woordweb

lezen via: kranten, tijdschriften of internet

Vraag jezelf af: Wat is waar?/ Is het waar?

Kijk waar de tekst vandaan komt: de bron!

Let op het doe van de tekst: overtuigen/ informeren? (meningen/feiten)
Wat is het verschil tussen klinker en medeklinker? 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer schrijft je het meervoud van woorden met enkele óf dubbele medeklinker?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies