1. Ik kan de definitie geven van de begrippen epidemie, liberalen, socialisten, urbanisatie en sociale kwestie.
2. Ik kan de leef- en werkomstandigheden beschrijven als gevolg van de industriële revolutie.
3. Ik kan benoemen hoe de leef- en werkomstandigheden werden verbeterd, gaande weg de negentiende eeuw.
4. Ik kan uitleggen wat de grondwet van 1848 inhield en waarom dit gezien kon worden als begin van de democratie in Nederland.
5. Ik kan voorbeelden noemen van wetten die de leef- en arbeidsomstandigheden van arbeiders verbeterden.
6. Ik kan de kenmerken van liberalisme, socialisme en nationalisme beschrijven.
7. Ik kan een relatie leggen tussen de stromingen nationalisme, liberalisme en socialisme, als gevolg van de industriële revolutie.
8. Ik kan een relatie leggen tussen de industriële revolutie en emancipatiebewegingen.