3/10 Woorden 1.5 woordraadstrategie woordvierkant nieuwe woorden

Woorden
1.5
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woorden
1.5

Slide 1 - Slide

Planning
  • Lesdoel
  • Korte activiteit
  • Terugblik
  • Instructie 

  • Werken
  • Exitticket
  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Slide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kun je benoemen welke onthoud strategieën er zijn;

  • ken je de betekenis van minstens vier nieuwe woorden;
  • Ken je minstens twee woorden voor je eindexamen;


  • heb je geoefend met het toepassen van onthoud strategieën;
  • heb je geoefend met het maken van een woorden vierkant;
  • heb je geoefend met de betekenis van de nieuwe (examen)woorden.

Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 3 - Slide

timer
15:00
In stilte lezen uit het door jouw gekozen boek op niveau.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Schrijf drie dingen op die je
de vorige les hebt geleerd.
(lesstof en begrip + uitleg of volledige taalregel)

Slide 6 - Mind map

Noteer twee nieuwe woorden met de betekenis erachter.

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Woordvierkant
Een woordvierkant gebruik je om de betekenis van nieuwe woorden goed te begrijpen en ook om ze makkelijk te onthouden.


Slide 9 - Slide

Woordvierkant
Zo maak je een woordvierkant:
• In het midden schrijf je het nieuwe woord.
• In de vier hoeken maak je een tekening over het woord of noteer je informatie. Dat kan zijn:
– een omschrijving;
– een tegenstelling;
– een synoniem;
– een zin waarin het woord gebruikt wordt;
– een vertaling;
– een aantal woorden die erbij passen.

Een woordvierkant is persoonlijk. Jouw woordvierkant ziet er dus anders uit dan dat van je klasgenoot. Er is geen goed of fout woordvierkant.

Slide 10 - Slide

Welke strategie wordt hier gebruikt?
Als je op jezelf woont, krijg je te maken met allerlei instanties, zoals verzekeringsmaatschappijen, banken en scholen.
A
synoniem
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
omschrijving

Slide 11 - Quiz

Vandaag heb ik amper tijd om boodschappen te doen, terwijl ik gisteren tijd over had.
A
tegenstelling
B
bekend woorddeel
C
omschrijving
D
voorbeeld

Slide 12 - Quiz

Door voor Doortje een milkshake mee te nemen, deed Abel een handreiking om weer vrienden te worden.
A
tegenstelling
B
bekend woorddeel
C
omschrijving
D
voorbeeld

Slide 13 - Quiz

Een samenstelling bestaat uit:
A
een woord+achtervoegsel
B
een woord+voorvoegsel
C
een woord+woord

Slide 14 - Quiz

Welk woord is een samengesteld woord?
A
aardrijkskunde
B
broodmes

Slide 15 - Quiz

Woordraadstrategie
Zo maak je een woordvierkant:
  • • In het midden schrijf je het nieuwe woord.
  • • In de vier hoeken maak je een tekening over het woord of noteer je informatie. Dat kan zijn:
  • – een omschrijving;
  • – een tegenstelling;
  • – een synoniem;
  • – een zin waarin het woord gebruikt wordt;
  • – een vertaling;
  • – een aantal woorden die erbij passen.

Een woordvierkant is persoonlijk. Jouw woordvierkant ziet er dus anders uit dan dat van je klasgenoot. Er is geen goed of fout woordvierkant.

Slide 16 - Slide

Woordraadstrategie omschrijving:
De schrijver geeft al een omschrijving (definitie) van het woord.

  • Mijn oma is geholpen aan staar, een aandoening waarbij de lens is vertroebeld.
  • Misofonie, mensen die zich ergeren aan bepaalde, op zich onschuldige, geluiden, zoals luid ademen en harde muziek uit oordopjes.

Slide 17 - Slide

Woordraadstrategie tegenstelling vinden:
  • Tegenstellingen zijn woorden die elkaars tegenovergestelde zijn.

  • Als je een onbekend woord tegenkomt, kun je soms de betekenis begrijpen doordat er in de tekst een tegenstelling staat.

  • Zoek je een tegenstelling? Let dan op de volgende woorden: maar, echter, toch, daarentegen.
Bijvoorbeeld:
Goedkoop - duur
begrijpelijk - onbegrijpelijk

Slide 18 - Slide

Woordraadstrategie synoniem
Zoek naar een synoniem: een ander woord met dezelfde betekenis.
  • Exact - Precies
  • vreemde snuiter - rare snijboon - zonderling

Vaak vind je als je even verder leest in de tekst een synoniem voor een moeilijk woord dat je niet weet.

Slide 19 - Slide

Een bekend woorddeel: je hebt het al vaker gebruikt
Jullie weten al dat veel woorden in het Nederlands zo makkelijk mogelijk opgebouwd zijn. je kan de betekenis vaak achterhalen door een woord uit elkaar te halen.

Woordenschat
Woordraadstrategie - een strategie waarmee je de betekenis van een woord te raad

Lezen
Tekstverbanden - verbanden in een tekst
Signaalwoorden - woorden die een signaal afgeven

Slide 20 - Slide

Een bekend woorddeel zoeken
Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je op zoek gaan naar een bekend 
deel van het woord

Dan kan bij:
  • Woorden die zijn samengesteld uit twee woorden. 
Bijvoorbeeld: inkoopmedewerker. 
Je kent het woord inkoop en het woord medewerker. 
Een inkoopmedewerker is dus iemand in het bedrijf die meehelpt met de inkoop.
  • Woorden met een voorvoegsel. 
Bijvoorbeeld: ongezond. 
Je weet dat -on hetzelfde is als niet of zonder --> ongezond betekent dus: niet gezond
  • Woorden met een achtervoegsel
Bijvoorbeeld: naamloos. 
Je weet dat -loos hetzelfde is als zonder --> naamloos betekent dus dat iets zonder naam, het heeft geen naam.

Slide 21 - Slide

Zo zoek je een bekend woorddeel
  • Kijk welke delen van het woord jij al kent. 
  • Kijk of er een voorvoegsel voor het woord staat, bijvoorbeeld: on-, ont-, her-.
  • Kijk of er een achtervoegsel achter het woord staat, bijvoorbeeld: -vol, -loos.

Slide 22 - Slide

Een bekend woorddeel zoeken
  • Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je op zoek gaan naar een bekend deel van het woord (woorddeel)
  • Dit kan bij: 
  1. Woorden die samengesteld zijn (inkoopmedewerker)

  2. Woorden met een voorvoegsel (ongezond)
  3. Achtervoegsel (naamloos)

Slide 23 - Slide

Woordraadstrategie: een voorbeeld zoeken:
Soms staan er in een tekst voorbeelden om onbekende woorden uit te leggen. Je weet dan meteen wat de schrijver bedoelt.
  • Bij een voorbeeld vind je vaak de volgende woorden: bijvoorbeeld, zo is er..., zoals, denk maar aan..., neem
  • Ook een dubbele punt kan aangeven dat er voorbeelden volgen: 'zij houden van balsporten: voetbal, volleybal, korfbal.'


Slide 24 - Slide

Nieuwe lesstof

Slide 25 - Slide

aaa

Slide 26 - Slide

Drie tips om woorden te onthouden

Mensen hebben vaak een voorkeur voor een bepaalde manier van leren. In dit en het volgende hoofdstuk krijg je acht tips die je kunnen helpen bij het onthouden van informatie zoals nieuwe woorden.
Tip 1: Zorg dat je begrijpt wat je leert
Een nieuw woord begrijp je beter als je zoekt naar:
• een (andere) omschrijving;
• aantal voorbeelden;
• een tegenstelling.
Tip 2: Verbind nieuwe kennis aan oude
Maak een woordweb of een woordvierkant. Daarmee wordt jouw voorkennis (dat wat je al weet) geactiveerd (wakker) en verbonden met het nieuwe woord. Zo kan je brein het woord goed vasthouden.
Tip 3: Gebruik emotie
Gebeurtenissen waardoor je bang, vrolijk of boos wordt, onthoud je beter. Koppel een nieuw woord daarom aan een emotie.

Slide 27 - Slide

Werk voor deze en de volgende les + huiswerk: Alvast aan het werk? 
    Pak je VIP en noteer 
    Woorden 1.5,  opdracht 13 t/m 18 + woorden leren
    +nakijken en verbeteren met een andere kleur!


    Wat niet af is = huiswerk
    Stel de volgende les vragen over dingen die je niet begreep!
    timer
    45:00

    Slide 28 - Slide

    Lesdoel:
    Aan het einde van deze les:
    • kun je benoemen welke onthoud strategieën er zijn;
    • kun je benoemen hoe een woordvierkant werkt;
    • ken je de betekenis van minstens twee nieuwe woorden;


    • heb je geoefend met het toepassen van onthoud strategieën;
    • heb je geoefend met het maken van een woorden vierkant;
    • heb je geoefend met de betekenis van de nieuwe woorden.

    Blauw = kennen = kennis = leren
    Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

    Slide 29 - Slide

    Noteer twee nieuwe woorden met de betekenis erachter.

    Slide 30 - Open question

    Dit is de woordraadstrategie:
    A
    zoek een voorbeeld
    B
    zoek een tegenstelling
    C
    zoek een synoniem
    D
    zoek een omschrijving

    Slide 31 - Quiz

    Dit is woordraadstrategie:
    A
    voorbeeld
    B
    tegenstelling
    C
    synoniem
    D
    omschrijving

    Slide 32 - Quiz

    Lesdoel:
    Aan het einde van deze les:
    • kun je benoemen welke onthoud strategieën er zijn;

    • ken je de betekenis van minstens vier nieuwe woorden;
    • Ken je minstens twee woorden voor je eindexamen;


    • heb je geoefend met het toepassen van onthoud strategieën;
    • heb je geoefend met het maken van een woorden vierkant;
    • heb je geoefend met de betekenis van de nieuwe (examen)woorden.

    Blauw = kennen = kennis = leren
    Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

    Slide 33 - Slide

    Ik kan (weer) benoemen welke onthoud strategieën er zijn, hoe een woordvierkant werkt en ik ken de betekenis van minstens twee nieuwe woorden.
    😒🙁😐🙂😃

    Slide 34 - Poll

    Reflectie:
    Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
    Wat kan nog iets beter? Wat ga je daarvoor doen?

    Slide 35 - Open question

    Feedback:
    Wat vond je fijn/goed aan deze les?
    Wat zou je liever anders willen zien?

    Slide 36 - Open question