Schrijven - uitleg beoordeling

Nederlands - Schrijven
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Nederlands - Schrijven

Slide 1 - Slide

Schrijven - beoordeling
Lesdoel
  • Aan het eind van deze les weet ik waar ik op moet letten tijdens het schrijven
  • Aan het eind van deze les ken ik de beoordelingsregels van het schrijven
  • Aan het eind van deze les heb ik geoefend door de toets te maken

Slide 2 - Slide

Beoordeling
  • Samenhang
  •  Afstemming op doel
  • Afstemming op publiek
  • Woordenschat en woordgebruik
  • Spelling, interpunctie en grammatica
  • leesbaarheid

Slide 3 - Slide

Samenhang
Je brengt samenhang aan in je tekst
  • Indeling; inleiding - kern - slot
  •  Verbanden; opsomming - tegenstelling
  • Signaalwoorden

Slide 4 - Slide

Verbanden + signaalwoorden
opsomming - eerst, vervolgens, ten slotte
tegenstelling - maar, echter
tijd - daarnaast, bovendien, ten eerste
oorzaak / gevolg -  doordat, waardoor
toelichting - bijvoorbeeld, zo, zoals
voorwaarde - als, indien
samenvatting - kortom, samengevat, oftewel
conclusie - dus, derhalve

Slide 5 - Slide

Afstemming op doel
Je bereikt het belangrijkste schrijfdoel
  • Informeren
  • Instrueren
  • Overtuigen
  • Amuseren

Slide 6 - Slide

Afstemming op publiek
Je past je schrijftaal aan op je publiek
  •  Formeel taalgebruik
  • Informeel taalgebruik
  • Toon
  • Woordgebruik

Slide 7 - Slide

Woordenschat en woordgebruik
Je hebt een goede woordenschat aan laat dit zien
  • Variatie in woordgebruik
  • Gebruik de juiste voorzetsels (voor, achter, op, naar...)
  • Idiomatische uitdrukkingen (rode draad, met hart en ziel, de wind van voren krijgen)

Slide 8 - Slide

Spelling, interpunctie en gramm
Je hebt een goede beheersing van spelling
  •  Maakt correcte zinnen
  • Gebruikt onregelmatige werkwoorden correct (zijn/was/geweest, hebben/had/gehad, doen/deed/gedaan)

Slide 9 - Slide

Leesbaarheid
Je gebruikt de juiste tekst conventies
  • Titel
  • Aanhef
  • Ondertekening
  • Alinea's / witregels
  • Tussenkopjes

Slide 10 - Slide

Toets maken
  • Let op bij vraag 11:
Parafraseer - herschrijf in je eigen woorden, met behoud van doel en betekenis van de originele tekst

Slide 11 - Slide

Nederlands - Schrijven
  • Doel
    Uitleg (examen) Nederlands schrijven
  • Aan het werk
  • Afsluiten
    Doel behaald? Opdracht gelukt? Vragen?
    Wat vonden jullie van de les? Tips & Tops?

Slide 12 - Slide

Nederlands - Schrijven
Op je examen krijg je 2 of 3 schrijfopdrachten. Soorten schrijfopdrachten zijn:
  • E-mail
  • Brief
  • Advertentie
  • Formulieren invullen
  • Artikel
  • Verslag

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Wat is belangrijk bij schrijven?

Slide 15 - Mind map

Nederlands - Schrijven
Lesdoel:

Ik schrijf een verzorgde e-mail.

Slide 16 - Slide

Nederlands - Schrijven
Soorten schrijfopdrachten:
  • Persoonlijke E-mail
  • Zakelijke E-mail

Slide 17 - Slide

Nederlands - Schrijven
Informeel en formeel taalgebruik


Slide 18 - Slide

Wat is het verschil tussen informeel en formeel taalgebruik?

Slide 19 - Open question

Nederlands - Schrijven
Informeel en formeel taalgebruik

  • Informeel
    Persoonlijke e-mail - informeel, gebruik ongeveer dezelfde woorden als wanneer je praat
  • Formeel
    Zakelijke e-mail of brief, gebruik nettere woorden en vermijd populair taalgebruik (vet, chill en gezellig)!

Slide 20 - Slide

Formeel of informeel?
Groetjes, Marlies
A
Formeel
B
Informeel

Slide 21 - Quiz

Formeel of informeel?
Hoe is het?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 22 - Quiz

Formeel of informeel?
Met vriendelijke groet,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 23 - Quiz

Formeel of informeel?
Hoe gaat het met u?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 24 - Quiz

Herschrijf de zin in formele taal: Ga nu mijn woning uit

Slide 25 - Open question

Herschrijf de zin in formele taal: Laat je snel wat van je horen?

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Noteer een kort en duidelijk onderwerp bij de volgende situatie:

Je hebt een laptop gekocht en hebt hierover een klacht. Je schrijft een e-mail waarin je de klacht uitlegt en om een oplossing vraagt.

Slide 35 - Open question

Noteer een kort en duidelijk onderwerp bij de volgende situatie:

Je schrijft een e-mail aan een tijdschrift. Je bent al jaren lid, maar vindt het te kinderachtig worden. Je wilt je abonnement opzeggen.

Slide 36 - Open question

Noteer een kort en duidelijk onderwerp bij de volgende situatie:

Je hebt een afspraak gemaakt met je studiebegeleider. Op dat tijdstip moet je naar de tandarts. Je wilt de afspraak verzetten.

Slide 37 - Open question

Welke aanhef is goed bij een zakelijk e-mail aan Bert Klein?
A
Geachte heer Klein,
B
Geachte heer klein,
C
Geachte Heer Klein,
D
Geachte heer Klein

Slide 38 - Quiz

Welke aanhef is goed bij een zakelijk e-mail aan je docent Marlies Manten?
A
Beste mevrouw manten,
B
beste mevrouw manten,
C
Beste Mevrouw Manten
D
Beste mevrouw Manten,

Slide 39 - Quiz

Welke afsluiting is goed?
A
Met Vriendelijke Groet,
B
Met vriendelijke groet,
C
Met vriendelijke groet
D
Met vriendelijke Groeten

Slide 40 - Quiz

Zakelijke e-mail schrijven
  1. Email schrijven
  2. Samenwerken met medestudent. Controleer elkaars e-mail m.b.v het beoordelingsformulier
  3. Bespreek samen de beoordelingsformulieren
  4. Verbeter je e-mail op basis van de feedback
  5. Mail de verbeterde versie naar: m.manten@rocmn.nl

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Nederlands - Schrijven
Lesdoel:

Ik schrijf een verzorgde e-mail.

Slide 43 - Slide

Herhalen & Samenvatten
  • Hoeveel schrijfopdrachten krijg je op het examen? 
  • Wat is het verschil tussen informeel en formeel taalgebruik?
  • Wat zijn de vaste onderdelen in een e-mail?
  • Wat is een goede aanhef voor een zakelijke e-mail?
  • Wat is een goede afsluiting voor een e-mail?

Slide 44 - Slide

Deze les was
A
Leuk
B
Inspannend
C
Ingewikkeld
D
Heel leuk

Slide 45 - Quiz