8.4 Je bloedsomloop

Startopdracht:
Pak je boek en lees vast de tekst in de groene vakken op blz 106



1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Startopdracht:
Pak je boek en lees vast de tekst in de groene vakken op blz 106



Slide 1 - Slide


Startopdracht:
Pak je boek en lees vast de tekst in de groene vakken van 8.4 
Kun je de leerdoelen hiernaast uitleggen?

Uitleg 
Opdrachten 
Afsluiting 

Leerdoelen 8.4 Je bloedsomloop

- Je kunt drie soorten bloedvaten en hun kenmerken benoemen

- Je kunt beschrijven langs welke route het bloed door je lichaam stroomt.

- Je kunt uitleggen hoe je bloeddruk ontstaat.
timer
10:00

Slide 2 - Slide

8.4 Je bloedsomloop

Slide 3 - Slide

0

Slide 4 - Video

Door welke bloedvaten stroomt bloed?
Slagaders: 
Hebben een dikke gespierde wand, bloed gaat van het hart naar een orgaan. Zijn meestal genoemd naar het orgaan waar ze naartoe lopen: bijv. nierslagader, leverslagader.
Zuurstofrijk bloed
Haarvaten:
Dunne bloedvaatjes waar een rode bloedcel doorheen past. Wand is heel dun. Bedoeld voor uitwisseling van stoffen, Stoffen gaan in de haarvaten van het bloed naar de cellen.
Aders:
Hebben een dunne wand, bloed gaat van een orgaan naar het hart. Zijn meestal genoemd naar het orgaan waar ze vanaf lopen: bijv. nierader, leverader. Zuurstofarm bloed
Aders hebben kleppen

Slide 5 - Slide

Door welke bloedvaten stroomt bloed?
Slagaders: 
Hebben een dikke gespierde wand, bloed gaat van het hart naar een orgaan. Zuurstofrijk bloed.

Haarvaten:
Dunne bloedvaatjes waar een rode bloedcel doorheen past. Bedoeld voor uitwisseling van stoffen.

Aders:
Hebben een dunne wand, bloed gaat van een orgaan naar het hart. Zuurstofarm bloed. 


Slide 6 - Slide

Slagaders
1: Dikke wand, de bloedruk is hier hoog want het vat komt van het hart af. Het hart pompt het bloed door de slagaders.

2. Gaat van het hart naar een orgaan en is zuurstofrijk.
(uitzondering is longslagader, want in de longen komt de zuurstof pas in het bloed)

Grootste slagader is de aorta

Slide 7 - Slide

Aders
1. Dunne wand, het bloed komt uit de organen, dus de bloeddruk is laag (de wand hoeft niet meer zo sterk te zijn)

2. Bloed gaat van het orgaan naar het hart en is zuurstofarm (uitzondering is de longader, want in de longen is er zuurstof in het bloed gegaan)

3. Heeft kleppen als hiernaast, omdat de bloeddruk laag is. Anders zou al het bloed naar je benen terugzakken.

Slide 8 - Slide

Haarvaten
  • Bij de organen vertakken de slagaders in haarvaten.
  • In de wand van de haarvaten zitten kleine openingen. 
  • De cellen in de wand van een haarvat laten weefselvloeistof (bloedplasma) en witte bloedcellen door.
  • Kringspiertjes verdelen het bloed.

Slide 9 - Slide

0

Slide 10 - Video

Hoe stroomt het bloed door je lichaam?
Kleine bloedsomloop:
Hart- Longen- hart


Grote bloedsomloop:
Hart- alle organen- hart

Slide 11 - Slide

De bloedsomloop
Dubbele bloedsomloop:
Ons bloed stroomt twee keer door je hart.

Slide 12 - Slide

De bloedsomloop
Kleine bloedsomloop: de rechterhelft van het hart pompt het bloed naar de longen. Vanuit de longen stroomt het bloed naar de linkerhelft van het hart.

Grote bloedsomloop: van de linkerhelft van het hart wordt het bloed het hele lichaam doorgepompt en weer terug naar de rechterhelft van het hart. 

Slide 13 - Slide

8.4 
Maken opdr 1 t/m 11
 
Nakijken. 

Hoe zorg je dat je de stof voor de toets bijhoudt?

Pak de leerdoelen erbij
Kun je ze uitleggen? 
Na de opdrachten:
Keuze mogelijkheden om te werken aan leerdoelen:

  • Samenvatting boek gebruiken/ zelf een samenvatting maken
  • Kijk goed naar de bronnen!!
  • Leren, hoe? begrippen opschrijven?
  • Aantekeningen leren
  • Oefenen met test jezelf/ oefentoets: In je boek/online.
  • werkboekvragen doornemen, welke vond je moeilijk? Snap je ze nu?
  • LessonUp lessen doornemen
  • ??
timer
1:00

Slide 14 - Slide

Leerdoelencheck 

Maak de volgende slides met vragen 
om te controleren of je de leerdoelen kent. 

timer
1:00

Slide 15 - Slide

Sleep de naam naar de juist plek
1
2
3
Slagader
Ader
Haarvat

Slide 16 - Drag question

van het hart af
zitten tussen cellen
 naar het hart toe 
aders 
slagaders 
haarvaten

Slide 17 - Drag question

Heeft kleppen.
Heeft een sterke, dikke wand.
Is gigantisch dun.
Slagader
Ader
Haarvat

Slide 18 - Drag question

Wat is de volgorde van de
grote bloedsomloop?
A
Rechter kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, linker boezem
B
Rechter kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, linker boezem
C
Linker kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, rechter boezem
D
Linker kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, rechter boezem

Slide 19 - Quiz

Startopdracht:
Pak je boek en lees vast de tekst in de groene vakken op blz 112



Slide 20 - Slide


Startopdracht:
Pak je boek en lees vast de tekst in de groene vakken van 8.4 
Kun je de leerdoelen hiernaast uitleggen?

Uitleg 
Opdrachten 
Afsluiting 

Leerdoelen 8.4 Je bloedsomloop

- Je kunt drie soorten bloedvaten en hun kenmerken benoemen
- Je kunt beschrijven langs welke route het bloed door je lichaam stroomt.
- Je kunt uitleggen hoe je bloeddruk ontstaat.
timer
10:00

Slide 21 - Slide

Naamgeving 
Om je bloedvaten te herkennen geven we ze een naam:

Als je de volgende stappen volgt heb je altijd de goede naam:

1.Gaat het bloedvat van het hart naar een orgaan of van een orgaan naar het hart(het bloed stroomt vanaf het hart met de klok mee door het bloedvatenstelsel op het plaatje )
Hart> orgaan = slagader
Orgaan> hart = ader

2. Zoek het orgaan op waar het bloed heen gaat of vandaan komt:
Nr. 12 in de afbeelding: Van het hart naar een orgaan = slagader
Het bloedvat gaat naar de lever= leverslagader

Slide 22 - Slide

Naamgeving 
Om je bloedvaten te herkennen geven we ze een naam:
Dit zijn de uitzonderingen 

1. Aorta: De slagader die door heel je lichaam loopt, hier splitsen de lossen orgaanslagaders af.
2. Onderste holle ader:
De ader die vanuit je lichaam naar he hart gaat(het gedeelte onder je hart: "Onderste"holle ader) 
3. Bovenste holle ader:
De ader die vanuit je lichaam naar he hart gaat(het gedeelte boven je hart: "Bovenste"holle ader) 
4. Poortader
Bloedvat tussen de darmen en de lever
5. Kransslagader/ader
Bloedvaten van je hart zelf.

Slide 23 - Slide

Wat zegt je bloeddruk over je gezondheid?
  • Het bloed 'drukt' tegen de wanden van de bloedvaten. Dit noem je bloeddruk.

  • De bloeddruk is niet overal in je lichaam hetzelfde.
  • Sommige mensen kunnen last hebben van een hoge bloeddruk. Bijv door dichtgeslibte (slag-)aders

Slide 24 - Slide

Gevolgen bloeddruk

Hoge bloeddruk:

  • Te hoge druk op de bloedvaten, het hart klopt te krachtig
  • Vergrote kans op hart- en vaatziekten (beschadigt de wanden van de slagaders --> meer kans op slagaderverkalking)

Lage bloeddruk:

  • hoofdpijn, duizeligheid
  • delen van het lichaam krijgen te weinig bloed -> zuurstof
De bloeddruk is de druk die het bloed uitoefent op de wanden van de slagaders. 

Slide 25 - Slide

Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk

Slide 26 - Slide

8.4 
Maken opdr 12 t/m 18
 
Nakijken. 

Hoe zorg je dat je de stof voor de toets bijhoudt?

Pak de leerdoelen erbij
Kun je ze uitleggen? 
Na de opdrachten:
Keuze mogelijkheden om te werken aan leerdoelen:

  • Samenvatting boek gebruiken/ zelf een samenvatting maken
  • Kijk goed naar de bronnen!!
  • Leren, hoe? begrippen opschrijven?
  • Aantekeningen leren
  • Oefenen met test jezelf/ oefentoets: In je boek/online.
  • werkboekvragen doornemen, welke vond je moeilijk? Snap je ze nu?
  • LessonUp lessen doornemen
  • ??
timer
1:00

Slide 27 - Slide

Practicum
Bloeddruk meten

Slide 28 - Slide

Leerdoelencheck 

Maak de volgende slides met vragen 
om te controleren of je de leerdoelen kent. 

timer
1:00

Slide 29 - Slide

Sleep de namen naar de juiste bloedvaten 
Nierslagader
Longader
Leverader
Poortader
Aorta
Longslagader

Slide 30 - Drag question

Is het bloeddruk op de wand van de slag aders hoog of laag ?
A
Geen van beide
B
Laag
C
Hoog en laag
D
Hoog

Slide 31 - Quiz

Verhoogt een lage of hoge bloeddruk de kans op een hartinfarct?
A
lage bloeddruk
B
hoge bloeddruk

Slide 32 - Quiz

Extra filmpjes om te bekijken:
Bekijk de filmpjes voor extra uitleg

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Link

Slide 35 - Video

Slide 36 - Link