M&G - Werken in een woondienstencentrum DEEL B

Snijplanken

Rood       voor rauw vlees
Blauw     voor vis
Geel        voor gevogelte zoals kip
Groen     voor groente
Bruin      voor gaar vlees
Wit           voor kaas, brood en eieren


1 / 35
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Snijplanken

Rood       voor rauw vlees
Blauw     voor vis
Geel        voor gevogelte zoals kip
Groen     voor groente
Bruin      voor gaar vlees
Wit           voor kaas, brood en eieren


Slide 1 - Slide

Consistentie is
A
De dikte van een gerecht
B
Het gewicht van een gerecht
C
Gemalen gerecht
D
Hoe mooi het gerecht is

Slide 2 - Quiz

Wat zijn bindmiddelen?
A
Linzen en ei
B
Griesmeel en noten
C
Zout en havermout
D
Rijst en appel

Slide 3 - Quiz

Snijtechnieken
en julienne: 
en brunoise: 
en chinoise:

Slide 4 - Slide

Wat is een rechaud?
A
Een kleine oven
B
Voorwerp om gerechten warm te houden
C
Een kleine stofzuiger
D
Een grillapparaat

Slide 5 - Quiz

Wat is vegan en wat niet?
Vegan 
Not vegan

Slide 6 - Drag question

Welk voedingsmiddel mag er bij de volgede diëten niet worden gegeten?
Natriumarm dieet
Energiebeperkt dieet
Glutenvrij dieet
Lactose vrij dieet

Slide 7 - Drag question

Lieselot volgt een energiebeperkt dieet.
Welke voedingsmiddelen passen in haar dieet?
A
bruine boterham met 48+-kaas
B
wit kadetje met kookworst
C
roggebrood met sla en een plakje kipfilet
D
bruine boterham met ham

Slide 8 - Quiz

Jasmijn wil afvallen. Ze volgt daarom een energiebeperkt dieet.
Welke voedingsmiddelen zijn goed voor haar?

A
gebonden tomatensoep met room
B
sla
C
witbrood
D
Karbonade

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Video

suikerziekte wordt ook wel .... genoemd
A
COPD
B
diabetes
C
obesitas
D
dementie

Slide 11 - Quiz

Wat is een goede lichaamshouding? (ergonomie)

Slide 12 - Mind map

Slide 13 - Video

Ergonomie
  • Verstandig met je lichaam omgaan, dus letten op een goede houding.


Slide 14 - Slide

Je moet een vegetarisch menu maken. Welke voedingsmiddel kun gebruiken?



A
Zalm
B
ei
C
gelatine
D
ansjovis

Slide 15 - Quiz

Vegetarisch eten

Sommige mensen vinden het zielig voor de dieren
Anderen vinden dat het ‘produceren’ van vlees belastend is voor het milieu.


Vegetarisch = geen producten van gedode dieren eten, maar wel andere dierlijke producten zoals melk, kaas en eieren.


Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Wat is vegan en wat niet?
Vegan 
Not vegan

Slide 18 - Drag question

Je hebt diverse voedingsgewoonten. Welke uitspraken hoort bij Hindoeïsme?
A
Ze beschouwen het varken als heilig dier.
B
Ze beschouwen de koe als een heilig dier.
C
Ze vasten bij religieuze bijeenkomsten en bij sterfgevallen
D
Ze eten vaak alleen vegetarisch.

Slide 19 - Quiz

Kenmerken van de voeding van een moslim
A
Geen alcoholische dranken
B
Jaarlijks vasten (ramadan)
C
Vlees moet ritueel geslacht zijn
D
Geen varkensvlees

Slide 20 - Quiz

Welk voedsel mogen moslims wel eten?
A
Brood, Eieren, varkenskarbonade
B
eieren, yoghurt, halal kipfilet
C
Half-om-half gehakt, halal kipfilet, eieren
D
eieren, varkenskarbonade, yoghurt

Slide 21 - Quiz

Welke eetgewoonten verhogen het risico op hart- en vaatziekten?
A
veel groenten eten
B
veel dierlijke vetten eten
C
veel groenten eten
D
veel fruit eten

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Video

Allergenen

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

HAM code
  1. Hygiëne (smetschoon, desinfectie)
  2. Arbo (ergonomie)
  3. Milieu (afval sorteren)

Slide 26 - Slide

Handen wassen
A
Ergonomie
B
Milieu
C
Hygiëne

Slide 27 - Quiz

Geen schoenen met gladde zolen dragen
A
Milieu
B
Hygiëne
C
Ergonomie

Slide 28 - Quiz

De stofzuigerstang op de juiste hoogte instellen
A
Hygiëne
B
Ergonomie
C
Milieu

Slide 29 - Quiz

De juiste dosering gebruiken van schoonmaak middelen
A
Ergonomie
B
Milieu
C
Hygiëne

Slide 30 - Quiz

De kraan niet onnodig laten lopen
A
Milieu
B
Ergonomie
C
Hygiëne

Slide 31 - Quiz

Handschoenen dragen tijdens het werk
A
Milieu
B
Ergonomie
C
Hygiëne
D
Ergonomie en Hygiëne

Slide 32 - Quiz

Recept omrekenen naar 10 pers.
* Eerst kijken hoeveel voor 1 persoon nodig hebt
bijvoorbijbeeld: 
1 ei voor 4  personen = 1/4 of 0,25 per persoon
0,25 X 10 = 2,5 ei voor 10 personen

Je hebt dus 3 eieren nodig!












Slide 33 - Slide

Gastvrouw/heer - gewenste vaardigheden
  • Visitekaartje van de facilitaire dienst
  • Respectvol omgaan met gasten 
  • Representatief zijn 
  • Nauwkeurig en zelfstandig werken 
  • Goede sociale vaardigheden 
  • Goede schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid 
  • Juiste til-, sta- en duwtechniek 
  • Stressbestendig 

Slide 34 - Slide

vragen?

Slide 35 - Slide