Woordsoorten H4 ww


timer
10:00
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson


timer
10:00

Slide 1 - Slide

Lesdoelen:

Ik kan / weet:
  • de verschillende soorten werkwoorden in een zin herkennen en gebruiken.

Slide 2 - Slide

0

Slide 3 - Video

Zelfstandig werkwoord
  • Een zww geeft een handeling aan ('iets doen').
  • Als er één werkwoord in de zin staat dat een handeling aangeeft, dan is dat het zelfstandige werkwoord.
  • Als er meer werkwoorden zijn, staat het zww achter in de zin.
  • Er staat altijd maar 1 zww in de zin.
  • Het zww is onmisbaar voor de zin. 

Slide 4 - Slide

Mama versiert de kamer.
Ik voetbal het allerliefste met mijn vrienden.

Slide 5 - Slide

Hulpwerkwoord (hww)
  • Als je in de zin het zww hebt gevonden en er staan nog meer werkwoorden in deze zin, dan zijn dat hulpwerkwoorden.
  • Hulpwerkwoorden "helpen" het zww.
  • Een hww staat nooit alleen in een zin.

Slide 6 - Slide

Het hulpwerkwoord (hww)
Trucjes:

Het hulpwerkwoord kun je weglaten uit de zin.
Als er meer werkwoorden in de zin staan, dan is de pv altijd het hulpwerkwoord.


Slide 7 - Slide

hulpwerkwoord (hww)
Jan heeft gefietst.


hww: heeft
zww: gefietst




Slide 8 - Slide

Koppelwerkwoord
  • Als een zin gaat over iets zijn, (naamwoordelijk gezegde) en hierin staat maar één werkwoord, dan is dat een koppelwerkwoord (kww).
  • Een kww koppelt een eigenschap aan het onderwerp.
  • Als er meerdere werkwoorden in de zin staan, staat het kww altijd achter in de zin. De andere werkwoorden zijn dan hulpwerkwoord.

Slide 9 - Slide

Wat zijn de kww?
Schrijf op... 

Slide 10 - Slide

De koppelwerkwoorden zijn:

  • zijn
  • worden
  • blijven
  • blijken
  • lijken
  • schijnen
De volgende kww komen minder vaak voor:


  • heten
  • dunken
  • voorkomen

Slide 11 - Slide

Iemand DOET iets

- zelfstandig ww
- hulpwerkwoord
Iemand IS iets

- koppelwerkwoord
- hulpwerkwoord

Slide 12 - Slide

Wat nu?
We maken van hoofdstuk 4 grammatica woordsoorten, de startopdracht en opdracht 1 en 2.
timer
10:00

Slide 13 - Slide

Het is jouw boek.

Jouw =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 14 - Quiz

Mijn fiets is gestolen.

Mijn =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 15 - Quiz

Is 'mij' persoonlijk of bezittelijk:
Dat boek is van mij.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 16 - Quiz

Jullie proefwerken zijn nog niet nagekeken.

Is 'jullie' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 17 - Quiz

Welk woord in de zin is een abstract zelfstandig naamwoord?

In het boek Mijn naam is Nul heeft de 13-jarige Nul een vreemd leven.

A
boek
B
naam
C
vreemd
D
leven

Slide 18 - Quiz

Naar welk woord in de zin verwijst het persoonlijk voornaamwoord hij?

Wankelend stapt Nul over de drempel naar buiten; hij lijkt wel een schipbreukeling.
A
wankelend
B
Nul
C
drempel
D
buiten

Slide 19 - Quiz

Hoe heb je gewerkt?
A
:)
B
:|
C
:(

Slide 20 - Quiz

Volgende week (14-12 t/m 18-12)


H4 woordsoorten: blz. 120-121 
dinsdag 15-12: lezen blz. 120 + maken opdr. 1
donderdag 17-12: maken opdracht 2 t/m 4







Slide 21 - Slide