Eindquiz Mens&Gezondheid

Quizz
1 / 38
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Quizz

Slide 1 - Slide

Wat betekend mastiek maken?
A
Afwassen
B
Voorbereidende werkzaamheden
C
Opruimen
D
Werkzaamheden tijdens het koken

Slide 2 - Quiz

Mastiek of mise-en-place?
Servetten vouwen
A
Mastiek
B
Mise-en-place

Slide 3 - Quiz

Mastiek of mise-en-place?
Glazen poleren
A
Mastiek
B
Mise-en-place

Slide 4 - Quiz

welk antwoord is fout:
Onder persoonlijke hygiëne verstaan we?
A
Haar in een staart.
B
Schone bedrijfskleding
C
Gelakte nagels
D
Douchen.

Slide 5 - Quiz

Wat hoort bij persoonlijke hygiëne
A
Afval opruimen
B
tandenpoetsen
C
toilet schoonmaken
D
schoonmaken

Slide 6 - Quiz

Wat hoort niet bij persoonlijke hygiëne?
A
Korte nagels hebben
B
Fris ruiken
C
Haren opgestoken
D
Schone kleedkamers

Slide 7 - Quiz

Voor wie geldt HACCP?
A
Restaurants
B
Alle bedrijven
C
voor alle voedselversterkende bedrijven
D
Winkelbedrijven

Slide 8 - Quiz

Waarom is HACCP belangrijk?
A
ze zorgen voor hygiëne
B
ze zorgen voor regelmaat
C
ze zorgen voor orde
D
ze zorgen voor rust

Slide 9 - Quiz

Een allergeen is
A
Voedingsstof waar je een allergische reactie van krijgt
B
Een ander woord voor allergie
C
Een medicijn dat een reactie verminderd
D
Verzonnen woord

Slide 10 - Quiz

Anorexia en boulimia zijn
A
Leefstijlstoornissen
B
Gezond
C
Virussen
D
Eetstoornissen

Slide 11 - Quiz

Anorexia nervosa
A
Energie ondervoeding
B
Eiwit ondervoeding

Slide 12 - Quiz

De eetstoornis waarbij men te zwaar is noemen we:
A
Anorexia Nervosa
B
Obesitas
C
Overgewicht
D
Bolimia

Slide 13 - Quiz

Moet een fabrikant op zijn producten de allergenen vermelden ?
A
Ja, altijd
B
Nee
C
Soms

Slide 14 - Quiz

Welk allergeen zit in deze producten?
A
Lactose
B
Soja
C
Gluten
D
Sulfiet

Slide 15 - Quiz

8. Wie maakt de Schijf van Vijf?
A
De gezondheidsraad
B
Het Voedingscentrum
C
De scholen
D
De regering

Slide 16 - Quiz

In welke vak van de schijf van vijf zit veel zetmeel?
A
Vak 1 (groente en fruit)
B
Vak 2 (brood, aardappelen, pasta, etc)
C
Water
D
Vak 4 (Zuivel, noten, vis en vlees)

Slide 17 - Quiz

Wat hoort waar in de schijf van vijf?

Slide 18 - Drag question

Waarom is een zoutarm dieet beter dan een zoutloos dieet?
A
Minder zout is gezond maar zout is wel belangrijk
B
Zoutarm is helemaal niet beter
C
Een zoutloos dieet bestaat niet
D
Zoutarm betekent minder zout

Slide 19 - Quiz

koolhydraten zijn:
A
brandstoffen
B
bouwstoffen

Slide 20 - Quiz

Welke voedingsstoffen houden je gezond?
A
vetten
B
vitamines
C
mineralen
D
koolhydraten

Slide 21 - Quiz

zetmeel en suiker zijn:
A
koolhydraten
B
vetten
C
mineralen
D
eiwitten

Slide 22 - Quiz

Vlees bevat vooral
A
Eiwitten, vetten en mineralen
B
Eiwitten en vetten
C
Koolhydraten en vetten
D
Koolhydraten en mineralen

Slide 23 - Quiz

Wat is de basis van een gezonde voeding ?
A
Veel koolhydraten
B
Variatie
C
Geen vlees eten
D
Veel groente eten

Slide 24 - Quiz

Wat is een voedingsmiddel?
A
Koolhydraten, vetten en eiwitten
B
Fruit en groente
C
Mineralen, vitaminen en water
D
Alles wat je eet en drinkt

Slide 25 - Quiz

Je voelt je steeds moe en je bent snel verkouden. Welke voedingsstof heb je nodig?
A
eiwitten
B
vitaminen
C
koolhydraten
D
mineralen

Slide 26 - Quiz

eiwitten zijn:
A
brandstoffen
B
bouwstoffen

Slide 27 - Quiz

Mineralen zijn ook bouwstoffen
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz

Lekker die tussendoortjes. Wat is er zo schadelijk aan ?
A
Je wordt er dik van
B
Door al die suikers krijg je gaatjes in je tanden
C
Er zitten te weinig beschermende stoffen in
D
Je krijgt te weinig bouwstoffen binnen

Slide 29 - Quiz

De voedingsstoffen kun je in drie groepen verdelen.
Welke hoort er NIET bij ?
A
energierijke stoffen
B
bouwstoffen
C
concentratie stoffen
D
beschermende stoffen

Slide 30 - Quiz

Je leeft heel gezond.
Welk antwoord past hier NIET bij?
A
je eet 3 keer per dag
B
je eet gevarieerd
C
je drinkt vaak energiedrankjes voor extra energie
D
je houdt je aan de schijf van vijf

Slide 31 - Quiz


Wat is de functie van maagsap?
A
Verteren van eiwitten
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Verteren van koolhydraten
D
Het maagzuur helpen

Slide 32 - Quiz

Kun je voedingsvezels goed verteren?
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quiz


Wat is de functie van speeksel?
A
Verteren van zetmeel
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Geeft smaak aan het eten
D
Verteren van eiwitten

Slide 34 - Quiz

Water, mineralen en vitaminen kunnen direct in het lichaam worden opgenomen. Verteren is niet nodig.
A
waar
B
nietwaar

Slide 35 - Quiz

Wat is het doel van verteren?
A
Voedingsmiddelen klein maken.
B
Voedingsstoffen vermalen.
C
Voedingsstoffen zo klein maken dat ze door de darmwand kunnen.
D
Voedingsmiddelen omzetten tot ontlasting

Slide 36 - Quiz

Welke weg legt je voedsel af door het spijsverteringskanaal?
A
Slokdarm, maag, dunne darm, dikke darm
B
Maag, slokdarm, dunne darm, dikke darm
C
Dunne darm, dikke darm, slokdarm, maag
D
Slokdarm, dunne darm, dikke darm, maag

Slide 37 - Quiz


nummer 8 is
A
Dunne darm
B
Dikke darm
C
Slokdarm
D
Lever

Slide 38 - Quiz