Je kunt op verschillende manieren verbinden.
1. Met -en bij twee zelfstandige naamwoorden: bloemenwinkel, paardenmarkt
2. met -e als:
het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is: goedemiddag, beresterk
er van het eerste deel maar één is: maneschijn, zonnebril
het eerste woord in het meervoud een s heeft of geen meervoud: groenteboer, rijstepap
als het eerste deel het tweede deel versterkt: beregoed
als een van de delen niets met de betekenis te maken heeft: elleboog
3. met een -s als je een s hoort: stationsklok, varkenshok, dorpsstraat
4. met een streepje als het eerste deel een afkorting of getal is: 60-plusser, OV-chipkaart
5. met niks als je gewoon niks hoort: treincoupé, zakenreis