1.Les 10-02-21 (LOL) on-line

1 / 25
next
Slide 1: Slide
spaansHBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Werkwijze lessonup
1. De docent kan je in een “klas” op LessonUp plaatsen zodat je de les thuis nog eens rustig door kunt nemen en de quizzen, filmpjes, etc. nog zelf een keer kunt maken en bekijken.
2.  Daarvoor is het wel nodig dat jij een account aanmaakt bij LessonUp.
Ga daarvoor naar https://www.lessonup.com/nl/ - menu - registreren als leerling – voer je gegevens in.
3. Voer je klascode in: hiqed

Slide 2 - Slide

Viaje al español
Unidad 1
  • Begroeten en afscheid nemen  
  • Zich voorstellen 
  • Getallen van 0 tot 10
  • naar iemands naam vragen en antwoord geven.
  • Uitspraakregels
  • vragen en zeggen waarom iemand Spaans leert.
  • persoonlijke vnw. als onderwerp
  • werkwoorden op -AR

Slide 3 - Slide

Waar moet jij aan denken, als je aan Spanje denkt?
Sleep ze naar de kaart van Spanje toe

Slide 4 - Drag question

Bienvenidos TB p.8
Saludar, presentarse y despedirse
 

Saludar
Buenos días.
Hola. Buenas tardes.
Buenas noches.
Presentarse
Me llamo ... ¿Y tú?
Me llamo ... ¿Y usted?
Soy ...
Despedirse
Adiós.
Hasta luego. Hasta pronto.
Buenas noches.
cero, uno, dos, tres, cuatro, cinco, seis, siete, ocho, nueve, diez

Slide 5 - Slide

Viaje al español TB p.9
Luister en omcirkel de woorden die genoemd worden. Maar eerst gaan we naar de volgende slide.  
TB nr. 1a - 3
ruinas mayas, el mate, tomate, cacao, playa, música, salsa, paella, tapas, tacos

Slide 6 - Slide

Welke Spaanse woorden
ken je al?

Slide 7 - Mind map

Personas famosas TB p.10
¿Cómo se llaman las personas? Escucha.
Luister naar de drie gesprekken en verbind de voor- en achternamen met elkaar. Waar vinden de gesprekken plaats?
María José 
López Gutiérrez
6
4
5
Antonio
Martín Jiménez
Javier
Gómez Moreno

Slide 8 - Slide

actriz
escritor
pintor
pintora
Frida Kahlo Calderón
Gabriel García Márquez
Penélope Cruz Sánchez
Pablo Ruiz Picasso

Slide 9 - Drag question

¿Cómo te llamas? TB p.10
Informeel
o ¿Cómo te llamas?
-  Me llamo ... ¿Y tú? / Y tú, ¿cómo te llamas?
o Me llamo... / Soy ....


Formeel 
o ¿Cómo se llama usted? 
-  Me llamo ... ¿Y usted? / Y usted, ¿cómo se llama usted? 
o Me llamo... / Soy ....

Slide 10 - Slide

La pronunciación TB p.11
oef. 7

Slide 11 - Slide

spreek je niet uit
¿Cómo se pronuncia? TB p.11
C
CH
G
H
J
LL

Ñ
QU
R/RR
V
X
Y
c = k voor a, o, u
c = th voor e, i
als tsj
g = als in goal voor a, o, u 
g = harde g voor e, i
harde g  
als j (in ja)
als nj in Spanje
als de k
aan het begin - explosieve b
in het midden - zachter, tussen b en v
rollend, aan het begin sterk rollend
RR = altijd sterk rollend
als ks in taxi
México - méxicano - méxicana
als de j in ja 
Z
als th 
8

Slide 12 - Slide

Hoe kun je iemand in het Spaans begroeten?
A
¡hola!
B
¡buenos días!
C
me llamo
D
hasta pronto

Slide 13 - Quiz

Hoe kun je vragen: "Hoe heet u?"
A
¿Cómo te llamas?
B
¿Como te llama usted?
C
¿Como se llamas ?
D
¿Como se llama usted?

Slide 14 - Quiz

¿Para qué estudias español?
 
TB nr. 6 p.12 Escucha y marca los motivos. 
Luister en kruis aan om welke redenen de cursisten Spaans leren.





¿Para qué estudias español?  
Estudio español para ...
9

Slide 15 - Slide

Regelmatige werkwoorden op -AR TB p.12
persoonlijke vn.

estudiar

1.  estudio
2. estudias
3. estudia
1.  estudiamos
2. estudiáis
3. estudian
1.  ik
2. jij
3. hij, zij, u
1.  wij
2. jullie
3. zij, u  
1. yo
2. tú
3. él, ella, usted
1. nosotros/as
2. vosotros/as
3. ellos, ellas, ustedes
hablar

1. habl-
2. habl-
3. habl-
1. habl-
2. habl-
3. habl-
.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

0

Slide 18 - Video

¿Tú o usted? p.13
TB nr. 7cp.13 Escucha y marca si las personas hablan de de tú o usted. 
usted
usted

Slide 19 - Slide

Vul de juiste vorm in van het werkwoord:

* María y yo _____________ español para viajar a Latinoamérica.
A
estudio
B
estudias
C
estudiáis
D
estudiamos

Slide 20 - Quiz

Vul de juiste vorm in van het werkwoord:

* María _____________ las vacaciones en Málaga.
A
paso
B
pasa
C
pasas
D
pasan

Slide 21 - Quiz

Vul de juiste vorm in van het werkwoord:

* Luisa y tú _____________ de cosas interesantes.
A
habla
B
hablamos
C
habláis
D
hablan

Slide 22 - Quiz

Sleep de -AR werkwoorden naar de juiste plek.
3.  Yo...................perfectamente el inglés.
1. Tú...............la salsa y el flamenco.
2. Pedro.............música española en su dormitorio.
5. Nosotros..................bien.
4. Carlos y tú .............por el parque.
6. Juan y María .......................en la escuela.
hablo
bailas
escucha
camináis
cantamos
estudian

Slide 23 - Drag question

Dobbelsteen spel:
gooi een dobbelsteen en vervoeg het werkwoord en de persoon die de tweede dobbelsteen aangeeft: 
* Yo
**tú
***él, ella, usted
****nosotros/ as
*****vosotros/as
******ellos/as, ustedes
* trabajar
**viajar
***pasar las vacaciones en..
****hablar con...
*****estudiar en....
******comprar...

Slide 24 - Slide

Deberes
Werkboek: Oef. 1 t/m 21
NIET: oef. 13 , 14, 19
TB.: p. 10(oef.3)-p.13(oef.8)
  • Begroeten
  • Zeg hoe je heet
  • Zeg waarom/ wat voor studeer je Spaans.


Slide 25 - Slide