Mh2a 7 oktober - lezen

Lezen

Ondertussen laat je je huiswerk zien (leg het vast op tafel).
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Lezen

Ondertussen laat je je huiswerk zien (leg het vast op tafel).

Slide 1 - Slide

Lesplanning
15 minuten - stillezen
5 minuten - herhaling verwijswoorden
20 minuten - opdracht 1 
10 minuten - herhaling signaalwoorden
10 minuten - opdracht 2
5 minuten - afsluiting


Slide 2 - Slide

Stillezen
Een kort verhaal/boek uit Plotify.

timer
1:00

Slide 3 - Slide

Welk boek/verhaal heb je gelezen?
Vind je het een aanrader? Waarom wel/niet?

Slide 4 - Mind map

Lesdoelen
Je weet wat verwijswoorden zijn.
Je kan verwijswoorden vinden in een tekst.
Je kan verwijswoorden zelf plaatsen in een tekst.

Je weet wat signaalwoorden zijn.
Je kan 3 soorten signaalwoorden vinden in een tekst.
Je kan de bijbehorende verbanden erbij noemen.

Slide 5 - Slide

Verwijswoorden
Verbanden tussen woorden en zinnen kunnen ook aangegeven worden met verwijswoorden.

  • hij, ze, zij, hem, haar, het
  • deze, die, dat, dit

De man die naar huis loopt --> die verwijst naar ‘de man’

Slide 6 - Slide

Opdracht 1
Zoek een tekst op nu.nl/nos.nl/in de Tekstenbox (5 min.)
Maak een screenshot van de tekst.


Zoek 8 verwijswoorden op, deze schrijf je in een schrift of op een blaadje. Je gumt de verwijswoorden uit in de tekst.
Jouw buurman/buurvrouw gaat zo proberen om deze zelf in te vullen (15 min.)

timer
5:00

Slide 7 - Slide

Signaalwoorden

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Slide 8 - Slide

Signaalwoorden
Er zijn veel verschillende verbanden en signaalwoorden. Deze les nemen we alleen deze verbanden met de bijpassende signaalwoorden (Toolbox - signaalwoorden):

  • Opsomming 
  • Tegenstelling  
  • Conclusie

Slide 9 - Slide

De meeste mensen vinden regen niet fijn, maar ik vind het heerlijk!
Wat is het signaalwoord?
A
meeste
B
mensen
C
vinden
D
maar

Slide 10 - Quiz

De meeste mensen vinden regen niet fijn, maar ik vind het heerlijk!
Dit is een:
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
reden
D
opsomming

Slide 11 - Quiz

In mijn salade eet ik komkommer, sla, tomaat en avocado.
Wat is het signaalwoord?
A
in
B
mijn
C
en
D
ik

Slide 12 - Quiz

In mijn salade eet ik komkommer, sla, tomaat en avocado.
Welk verband geeft 'en' aan?
A
voorbeeld
B
tegenstelling
C
opsomming
D
oorzaak/gevolg

Slide 13 - Quiz

Hier houdt de weg op dus dat betekent dat je moet omkeren.
Welk signaalwoord?
A
hier
B
houdt
C
dat
D
dus

Slide 14 - Quiz

Hier houdt de weg op dus dat betekent dat je moet omkeren.
Welk verband geeft 'dus' aan?
A
opsomming
B
conclusie
C
voorbeeld
D
oorzaak/gevolg

Slide 15 - Quiz

Opdracht 2
Lees de Toolbox - signaalwoorden - meer weten nog eens door voor de verbanden opsomming, tegenstelling en conclusie.

Gebruik de tekst uit opdracht 1.
Zoek 5 signaalwoorden op, markeer deze en schrijf op om welk tekstverband het gaat. Weet je het niet meer? Pak de Toolbox erbij!

timer
10:00

Slide 16 - Slide

Afsluiting
Wat heb je geleerd?
Wat wil je nog beter oefenen?
Hoe kan je dat doen?

Huiswerk: leren en oefenen voor de toets.

Slide 17 - Slide