Voorbereiding 2hg

Nederlands
Voorbereiding toets
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands
Voorbereiding toets

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Vandaag
- Je weet wat je moet kennen en kunnen voor de toets.
- Je leert meer over signaalwoorden en verwijswoorden.
- Je kan een quiz maken over de toolboxen, zodat je je goed voorbereidt op de toets. 
- Oefenen 

Slide 3 - Slide

Kennen en kunnen
- Kennistoets! Als je niet leert, dan lukt het niet. 
- Zelf schema invullen: signaalwoorden, verbanden, voorbeeld
- Verwijswoord, voorbeeld, waarnaar het verwijs
- ook begrijpend lezen 
- en veel leesstrategieen (morgen nog even wat uitleg)

Slide 4 - Slide

Toolboxen

• Grondig lezen
• Leesmotor
• Leesstrategieën
• Leestypen
• Signaalwoorden
• Verwijswoorden
• Voorspellend lezen






Slide 5 - Slide

Signaalwoord & tekstverband

Slide 6 - Mind map

Slide 7 - Video

Veel tekstverbanden 
- Doel: omdat ze teksten aan elkaar verbinden. Je maakt een logische tekst. Bepalen de betekenis.
- Tip: 1. signaalwoord, 2. voorbeeldzin., 3. verband.
- Denk goed na: wat doet dit met de zin? Bijvoorbeeld het woordje 'en', twee dingen bij elkaar --> opsomming
Kiki gaat niet mee naar het concert, want ze vindt het een slechte band -->  reden, ze geeft een reden waarom ze niet gaat.

Slide 8 - Slide

Veel soorten
Conclusie: dus, concluderend
Doel-middel: hoe je het doel bereikt. door middel van, zodat
Let op!
oorzaak-gevolg: door, doordat. Iets waar jij geen invloed op hebt! Anders een reden, want daar heb jij wel invloed op.
Reden: omdat, daarom. 
Tegenstelling (maar, terwijl), tijd (daarnet, destijds)
En nog meer!


Slide 9 - Slide

Mourat houdt van voetbal en games. Ook gaat hij graag uit.
A
opsomming
B
reden
C
toelichting
D
voorwaarde

Slide 10 - Quiz

Er zijn veel soorten bloemen, bijvoorbeeld rozen, lelies en tulpen.
A
opsomming
B
reden
C
toelichting
D
voorwaarde

Slide 11 - Quiz

Vragen over signaalwoorden en verbanden? 

Slide 12 - Slide

Verwijswoorden

Slide 13 - Mind map

Verwijswoorden
Je kunt met verwijswoorden verwijzen naar:

personen
dingen
plaatsen
tijdstippen.
Bijvoorbeeld: die, deze, daar, hij, zij, hun, hem, haar etc. 


Slide 14 - Slide

Tip
Zij is daar al vaker geweest. 
Wie is daar al vaker geweest?
Waar is zij al vaker geweest? 
Maak er een vraag van voor jezelf. 
- In toets ook zelf voorbeelden kunnen bedenken, waaruit ook duidelijk wordt waarnaar je verwijst. 

Slide 15 - Slide

Vragen over verwijswoorden?

Slide 16 - Slide

Zelf aan de slag
- Groepjes van 3 of 4, samen maak je 1 quiz.
- Doel: oefenen met toolboxen
- Maak een kahoot of quiz over de toolboxen. 
- Focus op voorbeelden signaalwoorden, verwijswoorden en leesstrategieen. 
- Ook vragen over andere toolboxen. 
- Verdeel de taken: wie doet welke toolbox? 
- Minimaal 15 vragen. We kunnen straks oefenen!

Slide 17 - Slide

Hoe ga je werken?
- Doel: oefenen voor de toets.
- In groepjes, je mag dus overleggen.
- Hulp: ik loop langs. 
- Tijd: 30 minuten 
- klaar? Maak nog een paar vragen 
- Uitkomst: spelen! 

Slide 18 - Slide

Spelen!!

Slide 19 - Slide

Samen tekstverbanden en signaalwoorden zoeken
- Bekijk het werkblad. 
- Kies samen een tekst uit de tekstenbox. Ga deze samen lezen.
- Zie je al een signaalwoord? Markeer 'm.
- Beantwoord de eerste vragen.
- Zoek de signaalwoorden en bepaal welke tekstverbanden erbij horen.
Klaar? Doe hetzelfde voor de verwijswoorden. 

Slide 20 - Slide

En...
- Heb je meer geleerd over signaalwoorden en tekstverbanden?
- Weet je wat verwijswoorden zijn en waar ze naar verwijzen?
- Heb je geoefend voor de toets?
Morgen: leesstrategieen, nog meer oefenen.
Waar hebben jullie behoefte aan?

Slide 21 - Slide

Wat wil je morgen nog graag bespreken?

Slide 22 - Open question