FA 2H1 le présent + le futur proche

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Bonjour!

SUJET (onderwerp)

Onderwerp: le présent en le futur proche

- Uitleg

- Oefenen tijdens dit filmpje

- Extra oefenmateriaal voor na dit filmpje

Werkwoordstijden

Tot nu toe hebben jullie gehad: le présent

Voorbeelden: je marche, il va, on court, tu aimes

Vraag: Wat is ''le présent''?

Werkwoordstijden

Ook hebben jullie zonder het echt te weten, ook wel eens geoefend met  ''le futur proche''. Wat is dat voor tijd, le futur proche?

Voorbeelden:

Je vais marcher à Paris.

Il va regarder la télé.

Tu vas oublier ton livre!

Le présent

* tegenwoordige tijd

* NU

* Regelmatige ww op -er

Marcher

Stap 1: -er                      march - (= stam)

Je + e                               Dus: Je marche

Tu + es                            Dus: Tu marches

il/elle/on + e                 Dus:  On marche

nous + ons                    Dus:  Nous marchons

vous + ez                       Dus:  Vous marchez

ils/ elles + ent              Dus: ils marchent

Le futur proche

* toekomende tijd

* toekomst

* aller + het hele werkwoord

Aller (=gaan) + hele ww

Je vais (regarder un film)

Tu vas (jouer de la guitare)

Il/ elle/on va (frapper à la porte)

nous allons (oublier le livre)

vous allez (applaudir)

ils/ elles vont (arriver à six heures)

Le présent, le futur

1. tegenwoordige tijd, verleden tijd
2. verleden tijd, tegenwoordige tijd
3. tegenwoordige tijd, toekomende tijd
4. verleden tijd, toekomende tijd

Ik ga

1. tu vais
2. je vas
3. je vais
4. il va

Vous allez

1. Wij gaan
2. Jullie gaan
3. Jij gaat
4. Zij gaan

Ils ...

1. saute
2. sautes
3. sautent
4. sautez

Nous ...

1. danse
2. dansons
3. dansez
4. danses

*** Nieuw ***

We kunnen nu werkwoorden in de tegenwoordige en toekomende tijd zetten.

Wat moeten we dus nog leren?

In het Engels is dat.....?

*** OEFENEN ***

www.verbuga.eu

Weet je niet hoe Verbuga werkt?

Er staat een uitleg filmpje op ItsLearning!