V4 Opgave 3.14 t/m 3.17

Bedrijf starten
Herhaling stof en nakijken opgaves
Nieuwe theorie: De inkoopwaarde van de omzet
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bedrijf starten
Herhaling stof en nakijken opgaves
Nieuwe theorie: De inkoopwaarde van de omzet

Slide 1 - Slide

3.8.1 Hoeveel lost de ondernemer af per jaar?
A
€1000
B
€1200
C
€12000
D
€120000

Slide 2 - Quiz

3.8.2 Hoeveel is de vooruitbetaalde interest?

Slide 3 - Open question

3.8.8 vul de tijdlijn in voor de jaren 2016 tot en met 2018

Slide 4 - Open question

3.9.3 Bereken de interestkosten van de 6% lening voor 2017

Slide 5 - Open question

Opgave 3.9.3


Tot en met 30 april: €10.000 x 0,06 x (4/12) = €200
Daarna lossen we €2.000 af, €10.000 - €2.000 = €8.000
1 mei t/m 31 december: €8.000 x 0,06 x (8/12) = €320
€200 + €320 = €520

Slide 6 - Slide

3.9.9 Vul de tijdlijn in voor de jaren 2016 en 2017 met betrekking tot beide leningen

Slide 7 - Open question

Kosten van diensten van Derden
Producten worden gekocht van mensen buiten het bedrijf

Tastbare producten; goederen

Niet tastbare producten; diensten

Slide 8 - Slide

Goed
Dienst
Auto
Reisverzekering
Machine
Transport kosten
Handelsgoederen
Kosten advocaat
Taxirit

Slide 9 - Drag question

De inkoopwaarde van de omzet
Inkopen: De goederen die jij als bedrijf inkoopt om weer te verkopen

Slide 10 - Slide

De inkoopwaarde van de omzet
Inkopen: De goederen die jij als bedrijf inkoopt om weer te verkopen
Inkoopwaarde van de omzet: de waarde van de ingekochte goederen die verkocht zijn. 

Slide 11 - Slide

De inkoopwaarde van de omzet
Inkopen: De goederen die jij als bedrijf inkoopt om weer te verkopen
Inkoopwaarde van de omzet: de waarde van de ingekochte goederen die verkocht zijn. 
De inkoopwaarde wordt pas als 'kosten' gezien als de producten verkocht zijn. Daarvoor staat het als voorraad op de balans. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

3.15. Een ondernemer koopt voor €20.000,- goederen in. De helft van de goederen verkoopt hij voor €30.000,-

Slide 14 - Slide

Hoeveel bedragen de inkopen?

Slide 15 - Open question

Hoeveel bedraagt de inkoopwaarde van de omzet?

Slide 16 - Open question

Hoeveel bedraagt de omzet?

Slide 17 - Open question

Hoeveel bedraagt de winst?

Slide 18 - Open question

Met welk bedrag is zijn voorraad gestegen?

Slide 19 - Open question

Is het mogelijk dat de inkoopwaarde van de omzet groter is dan de inkopen?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quiz

Crediteuren
Producten kopen zonder te betalen --> Betalingsverplichting

Inkopen zijn geen kosten, pas als ze verkocht zijn.

Het kan zijn dat de een ondernemer in 2018 producten koopt, maar pas in 2019 als kosten worden gezien. 

Slide 21 - Slide

Maak opgave 3.17
Opgave zoals je het op de toets zou kunnen verwachten

Slide 22 - Slide

Bereken de kosten, de omzet en de winst voor 2018

Slide 23 - Open question

Maak de balans per 31 december 2018. Niet verkochte printers staan tegen inkoopprijs op de balans.

Slide 24 - Open question

Bereken de kosten, de omzet en de winst voor 2019.

Slide 25 - Open question

Maak de balans per 31 december 2019

Slide 26 - Open question