Thema 5: paragraaf 5.1

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 3

Thema 3: Erfelijkheid en evolutie

In dit thema leer je...

- over het fenotype en het genotype.

- over geslachtschromosomen,

- over genenparen: homozygoot of heterozygoot
en dominant of recessief,

- Hoe een zwarte hond witte en grijze puppy's kan krijgen,

- Hoe jouw stamboom eruit ziet.

Welkom klas 3

Ben jij klaar voor deze les? -> Boek, schrift, pen .....

en evolutie

Welkom klas 3

Ben jij klaar voor deze les? -> Boek, schrift, pen .....

en evolutie

Paragraaf 1: 

Genotype en fenotype

                      Lesdoelen

Na deze les:

1. Weet je wat fenotype is
2. Weet je wat genotype is
3. Weet je hoeveel chromosomen de spiercel van een mens heeft
4. Weet je hoeveel chromosomenparen de spiercel van een mens heeft

Ken jij dat.....

Ken je dat dat iemand tegen je zeg:

''Dat rode haar heb je van oma''

''zij heeft de ogen van haar vader''

''Wat lijk je toch op je moeder''

''Jij en je broer hebben dezelfde neus'

En wat heb jij van jouw vader of moeder?

Fenotype en genotype

Erfelijk: dingen die je hebt geërfd van je ouders.
Je hebt bijvoorbeeld het krullende haar van je moeder, je heb de kleur van je ogen voor je vader.

Het uiterlijk van een organisme noemen we het: fenotype.
Je fenotype kun je veranderen!

Fenotype en genotype

• Het genotype van een organisme is de informatie voor de erfelijke eigenschappen van dat organisme.

Genotype (DNA) + milieu = fenotype

DNA ligt in chromosomen

• In elke celkern in je lichaam liggen chromosomen. 
• Chromosomen zijn lange en dunnen draden. 
• Chromosomen bestaan uit de stof DNA. Deze stof bevat de informatie voor je erfelijke eigenschappen. Dit is je genotype. 

Chromosomen

46 chromosomen in totaal

23 chromosomen paren
(van elke heb je er twee)

Man XY

Vrouw XX

Chromosomen en DNA: 
van groot naar klein.

Een vrouw is een organisme -> organismen bestaat uit heel veel cellen met in iedere cel een celkern -> celkern liggen chromosomen -> chromosomen zijn lange dunne ‘draden’ die voor een groot deel bestaan uit DNA .

DNA en genotype

• De informatie voor je erfelijke eigenschappen noemen we het genotype.
  
• Genotype is de informatie voor de erfelijke eigenschappen van dat organisme. Dit verandert niet.
• Fenotype van het organisme is het uiterlijk van dat organisme.
  

Een zygote is een bevruchte eicel.

Chromosomen bij andere organismen

   Lesdoelen: ff checken

Na deze les:

1. Weet je wat fenotype is
2. Weet je wat genotype is
3. Weet je hoeveel chromosomen de spiercel van een mens heeft
4. Weet je hoeveel chromosomenparen de spiercel van een mens heeft

Welke van de twee kan je in je leven veranderen?

1. Genotype
2. Fenotype

Welk eigenschap heeft te maken met het fenotype?

1. Blond geverfd haar
2. Kort geknipt haar
3. Rossig haar
4. Zowel A, B als C

Welke stelling is juist?

1. Fenotype = genotype + milieu
2. Milieu = genotype + fenotype
3. Genotype = fenotype + milieu

huiswerk

Leer de aantekeningen en oefen thuis met deze LessonUp-les.

Maak van 3.1 opdracht 1 t/m 7

Tot de volgende les!

Thuis nog oefenen

Klik op deze link om  te oefenen met biologiepagina.

23 chromosomen

2 3 chromosomen

46 chromosomen

46 chromosomen