Grammatica - woordsoorten

Havo-flex
Nederlands
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2,3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Havo-flex
Nederlands

Slide 1 - Slide

Welke vaardigheden vind jij lastig bij Nederlands?
Leesvaardig
Schrijfvaardig
Spelling
Grammatica
Presenteren
Iets anders

Slide 2 - Poll

Grammatica - zinsdelen
Wat zijn zinsdelen?


Slide 3 - Slide

Zinsdelen
Een zin bestaat uit zinsdelen.

Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden die bij elkaar horen:

Jan 
| heeft | vorige week | een film | gekeken.


Slide 4 - Slide

Zet de zin in zinsdelen
wisbordje

Jan heeft een boek aan Marie gegeven. 

Slide 5 - Slide

Zinsdelen
  • Een zin bestaat uit zinsdelen.
  • Een zinsdeel kan bestaan uit één woord, maar ook uit een paar woorden die bij elkaar horen.
  • De woorden in een zinsdeel kunnen niet uit elkaar gehaald worden.

Slide 6 - Slide

Zinsdelen
  • Alles voor de persoonsvorm is één zinsdeel.
  • Alle werkwoorden zijn aparte zinsdelen.
  • Alles wat je voor de persoonsvorm kan zetten is een zinsdeel.

Slide 7 - Slide

Stappenplan zinsdelen
1
Noteer de persoonsvorm
Vraagproef
2
Zoek het onderwerp
Wie/wat + persoonsvorm
3
Zoek het gezegde
ALLE werkwoorden in de zin (ook de pv!)
4
Zoek het lijdend voorwerp
Wat/wie + gezegde + onderwerp
5
Zoek het meewerkend voorwerp
Aan wie + gezegde + ow + lv
6
Zoek de bijwoordelijke bepaling
Alle zinsdelen die nog over zijn. Onthoud de prullenbak en de W+H-vragen

Slide 8 - Slide

Zet de zin in zinsdelen
Jan en Piet gaan vandaag fietsen

Slide 9 - Open question

Zet de zin in zinsdelen
Zaterdag gaan Jan en Piet een dagje naar Den Haag.

Slide 10 - Open question

Zet de zin in zinsdelen
Woensdag om kwart over zeven begint de zangles van Lisa.

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Video

Grammatica - woordsoorten
Havo-flex
(donderdag 30 januari 8e lesuur)

Slide 13 - Slide

Woordsoorten

Een zin is opgebouwd uit losse woorden. 

Al die woorden horen bij een woordsoort.


Een werkwoord is bijvoorbeeld een woordsoort.


Slide 14 - Slide

Benoem de woordsoorten
wisbordje

Jan heeft een boek aan Marie gegeven. 

Slide 15 - Slide


Overzicht van de woordsoorten
vragend voornaamwoord (aanw.vnw)  deze, die, dat, dit, zulke, zo'n, dergelijke, zelf, hetzelfde, dezelfde
aanwijzend voornaamwoord (vr.vnw) wie, wat, welke, wat voor
Bijwoord (bw)  kan van alles aangeven: tijd, plaats, zekerheid, ontkenning. Vertelt iets over een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Schrijf de 3 lidwoorden op

Slide 18 - Open question

Schrijf eens twee zelfstandige naamwoorden op.

Slide 19 - Open question

Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over......

A
het onderwerp
B
het lidwoord
C
het zelfstandig naamwoord
D
het meewerkend voorwerp

Slide 20 - Quiz

Welke voorzetsels zijn er allemaal?

Slide 21 - Mind map

Wat is een bijwoord? Je mag ook een voorbeeld van een bijwoord geven.

Slide 22 - Open question

Opdracht - 5 zinnen verdelen in zinsdelen

Slide 23 - Slide

Exit-vraag les 1
Wat heb je deze les geleerd? Wat neem je 'mee' naar volgende week?

Slide 24 - Slide

Grammatica woordsoorten

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Opdrachten maken
timer
10:00

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide