T1: dativus meervoud op -αισιν (ipv -αις) en -οισιν (ipv -οις)
T9: elisie (-α -ε -ι -ο)
τήνδε ἄγουσα ἐρημίαν > τήνδ᾽ ἄγουσ᾽ ἐρημίαν
T10: lidwoord kan worden weggelaten
παλαιὸν τῶν οἴκων κτῆμα > παλαιὸν οἴκων κτῆμα
Slide 6 - Slide
Taaleigen (hb p. 7)
T7b: ξύν = σύν
T7c = ἐς = εἰς
T8: crasis
κοὐρανῷ =
Slide 7 - Slide
Stijlfiguren
S40: enjambement = een syntactische eenheid loopt over de versgrens heen
S16: metafoor = vorm van beeldspraak waarbij alleen het beeld wordt genoemd.
S14: ironie = opmerking waarbij spottend iets anders naar voren wordt gebracht dan wat eigenlijk wordt bedoeld
Slide 8 - Slide
Stijlfiguren
S10: ellips = het weglaten van woorden (meestal vorm van εἰμι)
S4: antithese = tegenstelling (Παλαιὰ καινῶν)
Slide 9 - Slide
Vragen proloog
1. Παλαιὸν οἴκων κτῆμα (r. 49): wie wordt hiermee bedoeld?
2. Geef van de volgende werkwoordsvormen de tijd en les uit waarom deze tijd gebruikt is:
- ἐκβέβηκ' (r. 56)
- ὑπῆλθε (r. 57)
- παύεται (r. 59)
3. Maak vraag p. 5-8
Slide 10 - Slide
De positie van de vrouw
Eerste episodion
Slide 11 - Slide
Eerste epeisodion
1. Medea verschijnt nu pas voor het eerst op toneel. Wat heeft dit voor effect?
2. De Korinthische vrouwen/het publiek hebben op grond van het voorafgaande een bepaalde verwachting over de gemoedstoestand waarin Medea op het toneel zal verschijnen. Hoe? Door wie wordt deze verwachting gewekt?
Slide 12 - Slide
Wat gaan we doen vandaag?
Je hebt nagedacht over de positie van de vrouw
Eerste episodion: Medea en de vrouw
Begin maken tweede epeisodion
Slide 13 - Slide
Eerste epeisodion
3. Op pagina 24-25, in de eerste gesprekken tussen Medea en Kreon, worden karaktereigenschappen toegewezen aan de vrouw en aan de man. Hoe moeten ze zijn?