2.2 Eigenschappen van stoffen / Zuivere stoffen en mengsels (les 2)

1C - Natuur- Scheikunde

  • Basis: §2.2 - Eigenschappen van stoffen
  • Kader: §2.2 - Zuivere stoffen en mengsel
  • Aan de slag
1 / 29
next
Slide 1: Slide
Natuur- ScheikundeMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

1C - Natuur- Scheikunde

  • Basis: §2.2 - Eigenschappen van stoffen
  • Kader: §2.2 - Zuivere stoffen en mengsel
  • Aan de slag

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Basis:  Nakijken en uitleg Kader: aan de slag
  • Kader: uitleg Basis: aan de slag
  • Iedereen aan de slag! =) 

Slide 3 - Slide

Aan de slag!
Kader:
Lezen: (TB) blz 18 (2e helft), blz 19 en 20
Maken: (WB) opdr. 21 t/m 27







          
rood = Iedereen is stil
  

oranje = Je mag de docent een vraag stellen 


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen
Uitleg basis

Slide 4 - Slide

Leerdoelen

  1. Je kunt de fase-veranderingen van een stof benoemen.
  2. Je kunt uitleggen wat iedere fase-verandering betekent.

Slide 5 - Slide

Paragraaf 2.2
Eigenschappen van stoffen
Lezen:
Veranderen van fase
(blz. 69)

Slide 6 - Slide

blz. 63

Slide 7 - Slide

blz. 69

Slide 8 - Slide

Leerdoelen

  1. Je kunt de verschillende fasen van water benoemen.

Slide 9 - Slide

vast, vloeibaar en gas
water komt in 3 fasen voor
Kent elke stof 3 fasen?

Bij welke temperatuur verandert water van fase?

bij welke temperatuur verandert ijzer van fase (wordt het vloeibaar)? 



1538 graden

Slide 10 - Slide

veranderen van fase
welke fase herken jij?

Slide 11 - Slide

Tabel met smeltpunt, stolpunt en kookpunt

Slide 12 - Slide

Stof-eigenschappen
Het smelpunt
Het kookpunt
Het stolpunt
Bij welke temperatuur gaat water koken?
Bij welke temperatuur smelt soldeertin?
Bij welke temperatuur stolt een kaars?
rond 180 graden
ongeveer 55 graden

Slide 13 - Slide

Leerdoelen

  1. Je kunt uitleggen wat de dichtheid van een stof is en in welke eenheid dichtheid uitgedrukt wordt.
  2. Je kunt aan de hand van dichtheid van stoffen uitleggen waarom een stof zinkt, zweeft of drijft.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Dichtheid van een stof
Het volume van elk blokje is 1 kubieke centimeter
Waarom zijn niet alle blokjes even zwaar?

Slide 16 - Slide

tabel met dichtheid van een aantal stoffen
We gaan meestal vergelijken met dichtheid van water!

Slide 17 - Slide

Zinken, en drijven zweven
Waarom zinkt een schip van ijzer niet?

Slide 18 - Slide

Aan de slag!
Basis: 
opdr. 27 t/m 47 (blz. 72, 73 & 76)







          
rood = Iedereen is stil
  

oranje = Je mag de docent een vraag stellen 


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen
Uitleg kader

Slide 19 - Slide

Zuivere stof
  • Soms is een stof in huis een zuivere stof.
  • Voorbeelden: suiker en zout

Slide 20 - Slide

Mengsel
  • De meeste stoffen die je thuis tegenkomt, zijn mengsels.
  • Een mengsel bestaat uit meerdere stoffen.

Slide 21 - Slide

We kennen drie soorten mengsels:
  • Oplossing
  • is helder 
  • kan een kleur hebben
  • bestaat uit oplosmiddel
  • en opgeloste stof
  • Suspensie
  • is troebel 
  • is wit of gekleurd
  • bestaat uit vloeistof
  • en vaste stof
  • Emulsie
  • is troebel 
  • is kleurloos, wit of gekleurd
  • bestaat uit vloeistof
  • en andere vloeistof

Slide 22 - Slide

Schematisch
  • Je kunt een mengsel scheiden. 
  • Je krijgt dan twee of meer zuivere stoffen.

Slide 23 - Slide

Filtreren:
  •  Op basis van deeltjes grootte.
  •  Grote deeltjes gaan niet door het filtreerpapier, kleine deeltjes wel.
Het RESidu is de RESt.
De vaste stof die in het filter achterblijft.

Het filtrAAT is wat door het filter gAAT.
De vloeistof die niet door het filter wordt tegengehouden.

Slide 24 - Slide

Extraheren: 
  • Betekent "eruit halen".
  • Je hebt een geschikt oplosmiddel nodig.

Het oplosmiddel is hier water.
Het water "trekt" de smaak uit de droge theeblaadjes.

Slide 25 - Slide

Extraheren schematisch

Slide 26 - Slide

Alcohol als oplosmiddel
Sommige stoffen lossen niet op in water. 
Welke?
Voor deze stoffen heb je een ander oplosmiddel nodig. Bijvoorbeeld alcohol.

Slide 27 - Slide

Alcohol als oplosmiddel

Alcohol wordt in allerlei producten als oplosmiddel gebruikt . Voorbeelden zijn parfum, deodorant en bepaalde soorten inkt en lak. Sommige stiften hebben inkt ‘op alcoholbasis’. Als je met zo’n stift schrijft of tekent, verdampt de alcohol en blijven de kleurstoffen achter. Je kunt de alcohol dan goed ruiken.

Slide 28 - Slide

Aan de slag!
Basis: 
opdr. 27 t/m 47 (blz. 72, 73 & 76)

Kader:
Lezen: (TB) blz 18 (2e helft), blz 19 en 20
Maken: (WB) opdr. 21 t/m 27







          
rood = Iedereen is stil
  

oranje = Je mag de docent een vraag stellen 


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen

Slide 29 - Slide