Nederlands 2BKM Over taal blok 3

Over taal
2BK
2KM




Blok 3
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Over taal
2BK
2KM




Blok 3

Slide 1 - Slide

Lesdoelen:                      2BKM
Na deze paragraaf:
  • begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden;
  • begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten;
  • weet je weer wat voor- en achtervoegsels zijn;
  • kun je aangeven waar verwijswoorden naar verwijzen.



Slide 2 - Slide

Stappenplan
Je kent het stappenplan moeilijke woorden nog van vorig jaar.
Je gebruikt het stappenplan als je een onbekend woord tegenkomt.

Slide 3 - Slide

Bekende stukjes van een woord
In het woord veroorzaken zit een bekend woord.
  • oorzaak
  • betekenis: waardoor iets is gekomen.

Slide 4 - Slide

Welk woord?
  • Mijn telefoon beoordeelt / verbruikt veel energie. Ik moet hem vaak opladen.
  • Weet je dat een witte duif het symbool / de relatie van vrede is?
  • De oorzaak / De voorwaarde van de bosbrand is een sigarettenpeuk.

Slide 5 - Slide

Samenstellingen
onmogelijk -> niet mogelijk                    on- -> niet
onhandig -> niet handig                           voorvoegsel


drinkbaar -> je kunt het drinken          -baar -> je kunt het
eetbaar -> je kunt het eten                     achtervoegsel


Slide 6 - Slide

Bekijk de schema’s hieronder. Neem de nummers over. Bedenk bij elk voor- en achtervoegsel een voorbeeld. Zet dat achter het nummer.

voorvoegsel

betekenis

voorbeeld

1.

mis-

slecht/verkeerd

2.

on-

niet

3.

her-

nog een keer

achtervoegsel

betekenis

voorbeeld

4.

-baar

kan/je kunt het

5.

-loos

zonder

6.

-vol

met veel


voorvoegsel
betekenis
voorbeeld
mis-
slecht/ verkeerd
on-
niet
her-
nog een keer
wan-
geen/slecht
achter-voegsel
-baar
kan/ je kunt het
-loos
zonder
-vol
met veel
Bekijk het schema. Bedenk bij elk voor- en achtervoegsel een voorbeeld.




Slide 7 - Slide

Voor- en achtervoegsel
ontroostbaar
  • ontroostbaar

Slide 8 - Slide

Verwijswoorden
Woorden als hier, deze, ze, hun zijn verwijswoorden. Verwijswoorden verwijzen naar iets wat
al in de tekst is genoemd. Dit kan zijn:

  • een woord;
  • een groep woorden;
  • een zin.




Verwijswoord               verwijst naar:

  • hij, deze, die         de-woord enkelvoud
  • het, dit, dat           het-woord enkelvoud
  • ze, zij, deze, die    woorden in het meervoud
  • het, dit, dat           een hele zin of een deel van de zin
  • hier, daar, er         een plaats






Slide 9 - Slide

Afgelopen september werd een jongen verhoord op het politiebureau toen daar iets bijzonders gebeurde. daar: op het politiebureau
Hij redde namelijk het leven van de agent die hem verhoorde.
Wil je horen hoe dit ging?
De agent viel plotseling op de grond en de jongen liep naar hem toe.
Maar hij kon niets doen want hij had handboeien om. Die kreeg hij niet af.
Omdat hij meteen de collega’s van de agent riep, konden die snel ingrijpen.
De agent ging naar het ziekenhuis en hij overleefde de hartaanval.
De verpleegsters vertelden hier dat de jongen en de agenten zijn leven hebben gered.
Als zij niet zo snel waren geweest, was de agent zeker overleden.

Slide 10 - Slide

Doel behaald?                2BKM
Na deze paragraaf:
  • begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden;
  • begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten;
  • weet je weer wat voor- en achtervoegsels zijn;
  • kun je aangeven waar verwijswoorden naar verwijzen.

Slide 11 - Slide