Pak je spullen (leerboek, schrift, takenkaart, agenda en etui).
Zorg ervoor dat je je telefoon even uit zet, zodat je niet wordt afgeleid.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1
This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Welkom!
Pak je spullen (leerboek, schrift, takenkaart, agenda en etui).
Zorg ervoor dat je je telefoon even uit zet, zodat je niet wordt afgeleid.
Slide 1 - Slide
Lees 15 min. uit je leesboek.
timer
15:00
Slide 2 - Slide
Terugblik
1. Huiswerk bespreken doen we tijdens de volgende les.
2. Wat weet je nog van de vorige les?
Slide 3 - Slide
Benoem de persoonsvorm in de volgende zin:
De oorlel is onderdeel van de oorschelp.
A
de oorlel
B
is
C
onderdeel
D
van de oorschelp
Slide 4 - Quiz
Voer in de onderstaande zin de tijdproef uit.
Met je oorlel kon je oor geluid beter opvangen.
Slide 5 - Open question
Benoem de persoonsvorm in de onderstaande zin.
Met je oorlel kon je oor geluid beter opvangen.
Slide 6 - Open question
Benoem 3 tekstdoelen.
Slide 7 - Mind map
Als ik de betekenis van een woord niet weet, dan zoek ik het meteen op in het woordenboek.
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quiz
Leerdoelen:
Ik kan zoekwoorden in een woordenboek gebruiken.
Ik ken de betekenis van belangrijke voor- en achtervoegsels.
Slide 9 - Slide
Instructie 1
Slide 10 - Slide
Hoe werkt een woordenboek eigenlijk?
Kijk maar naar het volgende filmpje!
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
Zoekwoorden
Zoekwoorden
Boven aan de bladzijden in een woordenboek staat twee of vier opvallende woorden. Dat zijn zoekwoorden. Het eerste zoekwoord is het eerste woord dat op deze bladzijde staat.
Zoekwoorden
Het tweede zoekwoord is het laatste woord op deze bladzijde. Zo zie je sneller of je een woord op deze bladzijde kunt vinden.
Slide 13 - Slide
Wat doe je als je de betekenis van het woord nieuwsupdate wilt weten?
A
Ik zoek het woord op de linkerbladzijde.
B
Ik zoek het woord op de rechterbladzijde.
C
Ik blader terug tot ik de goede zoekwoorden heb.
D
Ik blader verder tot ik de goede zoekwoorden heb.
Slide 14 - Quiz
Instructie 3: Voor- en achtervoegsels
Wat betekent het woord hergebruiken?
Ik herken het voorvoegsel -her en ik ken het woord gebruiken.
hergebruiken = opnieuw gebruiken
Slide 15 - Slide
Bedenk zoveel mogelijk woorden met voor- en/of achtervoegsels.