2.4 Het bloed

Thema 2 Transport
B4 
Het bloed
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 2 Transport
B4 
Het bloed

Slide 1 - Slide

Leerdoelen B3
  • Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies.

  • Je kunt het proces van bloedstolling beschrijven en verklaren

  • Je weet hoe complicaties bij bloedstolling kunnen worden voorkomen

Slide 2 - Slide

Bloedplasma
  • water
  • zouten
  • bloedgassen zoals O2
  • plasma-eiwitten
  • lipoproteïnen
  • regelende stoffen zoals hormonen
  • afvalstoffen
  • voedingsstoffen
  • beschermende stoffen
  • geneesmiddelen

Slide 3 - Slide

Bloedcellen
Ontstaan allemaal in het beenmerg (binas 84I)

  • Rode bloedcellen
  • Witte bloedcellen
  • Bloedplaatjes

Slide 4 - Slide

Witte bloedcellen
  • Witte bloedcellen (leukocyten) fagocyteren
  • Lymfocyten produceren antistoffen

Slide 5 - Slide

0

Slide 6 - Video

Rode bloedcellen
  • Geen celkern
  • Bevat hemoglobine
  • Afbraakproduct is bilirubine
  • Bloedarmoede
  • Epo

Slide 7 - Slide

Bloedplaatjes en Stolling

Slide 8 - Slide

3

Slide 9 - Video

Bloedplaatjes
  • Bloedstolling
  • Kleven vast aan beschadigde wand
  • Vallen uiteen en stoffen komen vrij
  • Samen met fibrinogeen en stollingsfactoren bloedplasma
  • Protrombine omgezet in trombine
  • Fibrinogeen omgezet in fibrine

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Zijn er vragen?
Zijn er vragen?

Slide 15 - Slide

bekijk BINAS tabel 84 C1
waar bevindt zich de tweeslippige klep?
A
tussen rechter boezem en rechter kamer
B
tussen linker boezem en linker kamer
C
aan het begin van de longslagader
D
aan het begin van de aorta

Slide 16 - Quiz

bekijk BINAS tabel 84 C2
welke weefsels hebben een ader, slagader en haarvat met elkaar gemeen?

Slide 17 - Open question

bekijk BINAS tabel 84 C2
waarin verschilt een slagader in bouw van een ader?

Slide 18 - Open question

bekijk BINAS tabel 84 D2
met welk deel van een ECG komt de impulsgeleiding door de Purkinjevezels overeen?
A
met de P-top
B
met de R-top
C
met de T-top
D
met geen enkele top

Slide 19 - Quiz

het openen van de aortakleppen gebeurt wanneer...
A
..de druk van de linker kamer groter wordt dan de druk van de linker boezem
B
..de druk van de aorta groter wordt dan de druk van de linker kamer
C
..de druk van de linker kamer groter wordt dan de druk van de aorta
D
..de hartkleppen sluiten

Slide 20 - Quiz

bekijk BINAS tabel 84 D3
waarmee valt de eerste harttoon samen?
A
met het sluiten van de aortakleppen
B
met het samentrekken van de kamers
C
met het sluiten van de hartkleppen
D
met het openen van de aortakleppen

Slide 21 - Quiz

bekijk BINAS tabel 84 D3
waarmee valt de tweede harttoon samen?
A
met het samentrekken van de kamers
B
met het sluiten van de hartkleppen
C
met het openen van de slagaderkleppen
D
met het sluiten van de slagaderkleppen

Slide 22 - Quiz

bekijk BINAS tabel 84 E1
van welk type bloedvaten is de totale doorsnede het grootst?
A
slagaders
B
haarvaten
C
aders

Slide 23 - Quiz

waardoor neemt de stroomsnelheid toe in de aders?
A
de diameter van de aders is groter dan van de haarvaten
B
het bloed ondervindt minder weerstand in de aders dan in de slagaders
C
het bloed ondervindt minder weerstand in de aders dan in de haarvaten
D
de bloeddruk in de aders is hoger dan in de haarvaten

Slide 24 - Quiz

diameter vs. wandoppervlak
9 cm2
9 x 1cm2
(slag)ader
haarvaten

Slide 25 - Slide

bekijk afbeelding 26 in je boek (p.81)

Slide 26 - Slide

hoe ontstaat een grotere stroomsnelheid bij inspanning?
A
er komt meer bloed in de bloedbaan
B
de hartslagfrequentie neemt toe
C
het hart pompt per hartslag meer bloed weg
D
spieren hebben meer bloed nodig

Slide 27 - Quiz

welk orgaanstelsel wordt minder goed doorbloed bij inspanning?
A
huid
B
nieren
C
verteringsstelsel
D
overige organen

Slide 28 - Quiz

wat kun je zeggen over de samenstelling van het bloed in de poortader?
A
deze is rijk aan voedingsstoffen en zuurstof
B
deze is rijk aan voedingsstoffen en arm aan zuurstof
C
deze is arm aan voedingsstoffen en rijk aan zuurstof
D
deze is arm aan voedingsstoffen en zuurstof

Slide 29 - Quiz

Iemand met bloedarmoede heeft te weinig...
A
Zuurstof in zijn bloed
B
Voedingsstoffen in zijn bloed
C
Hemoglobine in zijn bloed
D
Bloed

Slide 30 - Quiz

Dit bloedbestanddeel speelt een belangrijke rol bij de bloedstolling:
A
Rode bloedcel
B
Bloedplaatje
C
Witte bloedcel

Slide 31 - Quiz

Welke is geen hele cel?
A
Rode bloedcel
B
Witte bloedcel
C
Bloedplaatje

Slide 32 - Quiz

Bij welk type bloedcel hoort de volgende beschrijving:
Kleine ronde schijfjes zonder celkern
A
Rode bloedcel
B
Bloedplaatjes
C
Witte bloedcel

Slide 33 - Quiz

In de afbeelding zie je een...
A
Rode bloedcel
B
Witte bloedcel
C
Bloedplaatje
D
Hemoglobine

Slide 34 - Quiz

Welke witte bloedcel kan een ziekteverwekker 'opeten'?
A
lymfocyt
B
rode bloedcel
C
Bloedplaatje
D
fagocyt

Slide 35 - Quiz

Maak opdracht 44 t/m 52

Slide 36 - Slide