Stap 2: Zoek de zinsdelen.
Je vindt de zinsdelen door ze voor de persoonsvorm te zetten.
Verander de volgorde van de zin.
Merel en Frank lopen met hun zware tas door de drukke straat. lopen is de persoonsvorm
Merel en Frank /lopen/ met hun zware tas/ door de drukke straat.
Met hun zware tas /lopen/ Merel en Frank/ door de drukke straat.
Door de drukke straat/ lopen/ Merel en Frank/ met hun zware tas.
De woorden die steeds bij elkaar blijven staan, noemen we zinsdelen.