H3 & H4 herhaling

H3 & H4 herhaling
1 / 33
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 33 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

H3 & H4 herhaling

Slide 1 - Slide

CAO

  • Collectieve Arbeidsovereenkomst
  • Een overeenkomst tussen werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties over arbeidsvoorwaarden. 
  • Alle bedrijven die onder een CAO vallen, moeten zich houden aan de regels van de CAO
  • Werkgevers zijn vertegenwoordigd door werkgeversorganisaties
  • Werknemers zijn vertegenwoordigd door vakbonden

Slide 2 - Slide

CAO of contract?
Waar staat dit in:
1. hoeveel dagen vrij je mag nemen als je gaat verhuizen CAO
2. wat je rechten zijn als je wordt gevraagd om over te werken CAO
3. wat jouw werktijden zijn CONTRACT
4.  hoeveel vakantiedagen je hebt CAO
5. hoeveel jij verdient CONTRACT 
6. wat je moet doen als je tussentijds wil opzeggen CONTRACT/CAO
Soms staan er afspraken in zowel het contract als de cao 

Slide 3 - Slide

Hoe kan je invloed hebben op de CAO?
Vakbond
  • Een vakbond komt op voor jouw belangen op het gebied van werk en inkomen

  • Je betaalt hiervoor een maandelijkse/jaarlijkse premie

  • De organisatiegraad geeft aan hoeveel % er lid is van een vakbond

Slide 4 - Slide

CAO onderhandelingen
  • Vaak gaat dit over loon
  • Een te hoge loonstijging kan nadelig zijn voor de economie

  • Te hoge lonen --> hogere loonkosten voor bedrijven --> prijzen omhoog --> vraag naar producten neemt af --> productie neemt af --> werkloosheid stijgt

Slide 5 - Slide

Meeliftersgedrag
Mensen die geen lid zijn profiteren wel van de mensen die wel lid zijn

Dit gedrag, het gratis profiteren van de inspanning van anderen noemen we meeliftersgedrag/free-ridersgedrag

Slide 6 - Slide

Primaire Arbeidsvoorwaarden
  • Salaris
  • vakantiegeld
  • woon-werk vergoeding
  • soort contract
  • vakantiedagen
  • proeftijd
  • opzegtermijn
  • arbeidstijden

Slide 7 - Slide

primaire                                                                                      secundaire
arbeidsvoorwaarden                                             arbeidsvoorwaarden                                
  • Beloningen  in geld 
    - salaris
    - vakantietoeslag
    - onregelmatigheidstoeslag 
  • Andere beloningsvormen
    - vakantiedagen
    - leaseauto
    - werkkleding 

Slide 8 - Slide

Indexcijfer
Een indexcijfer laat een procentuele verandering zien ten opzichte van een afgesproken periode.
Die periode noem je het basisjaar. De gegevens in het basisjaar hebben het indexcijfer 100.

Slide 9 - Slide

Indexcijfer berekenen
Indexcijfer = nieuw getal ÷ getal in het basisjaar x 100

Voorbeeld
  • In het basisjaar is de prijs van een spijkerbroek € 30. Vijf jaar later is de prijs € 34.
  • Het nieuwe indexcijfer is € 34 ÷ € 30 x 100 = 113,3.

Slide 10 - Slide

Indexcijfer berekenen
In het basisjaar is de prijs van een paar schoenen € 95.
Een jaar later is de prijs € 98.

Met hoeveel procent is de prijs van de schoenen gestegen ten opzichte van het basisjaar?

Slide 11 - Slide

Als de prijzen stijgen...
Willen mensen ook meer loon!

Slide 12 - Slide

Koopkracht
  • Als je inkomen hetzelfde blijft en de prijzen stijgen, dan daalt je koopkracht.
  • Als je inkomen stijgt en de prijzen hetzelfde blijven, dan stijgt je koopkracht.
  • Wanneer je koopkracht stijgt, kun je meer behoeften vervullen. Je welvaart stijgt dan.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Reëel inkomen

  • Als je rekening houdt met de gevolgen van inflatie voor je inkomen, spreek je van een reëel inkomen.
  • De reële verandering in procenten van je inkomen bereken je als volgt.

Slide 15 - Slide

Verandering reëel inkomen
Verandering reëel inkomen = 
verandering nominaal inkomen - inflatie

Slide 16 - Slide

Voorbeeld
Je zakgeld gaat van €40 naar €45
De prijs van tijdschriften gaat van €2,50 naar €3
Bereken RIC (reële inkomen)

Slide 17 - Open question

Loonruimte
Wanneer loonstijging gelijk is aan de stijging van de arbeidsproductiviteit en de inflatie samen, dan verandert het loonaandeel in de productie niet.

Loonruimte: Het totale percentage waarmee de lonen kunnen stijgen, terwijl het loonaandeel gelijk blijft.

Loonmatiging: wanneer de feitelijke loonstijging kleiner is dan de loonruimte
Het loonaandeel daalt.

Slide 18 - Slide

Verhogen arbeidsproductiviteit
  • Gebruik maken van machines, computers etc
  • Scholing
  • Specialisatie 

Slide 19 - Slide

Hoger loon door hogere arbeidsproductiviteit?

  • Een werknemer produceert per uur meer, dus levert ook meer geld op
  • Wanneer werknemers op grond van de gestegen arbeidsproductiviteit bovenop de prijscompensatie nog een algemene loonstijging krijgen, noemen we dat een initiële loonstijging. 

Slide 20 - Slide

Incidentele loonstijging
Een loonstijging die niet voor iedereen geldt en het gevolg is van:
  • Promotie
  • Overwerken
  • Stijging van aantal dienstjaren

Slide 21 - Slide

(Internationale) concurrentiepositie
Als de lonen stijgen, worden producten duurder

Gevolg:
  • Dit is slecht voor de concurrentiepositie van een bedrijf
  • Er zullen minder verkopen plaats vinden
  • Winst daalt
  • Minder ruimte voor investeringen

 

Slide 22 - Slide

Arbeidsmarktflexibiliteit
Snelheid waarmee vraag en aanbod zich aan elkaar aanpassen. 
In theorie arbeid homogeen. 
  • Geen onderscheid.
Maar in werkelijkheid is arbeid niet zo flexibel. 

Slide 23 - Slide

Belang arbeidsmarktflexibiliteit
Voorwaarde voor economische groei --> vraag en aanbod Kunnen sneller op elkaar reageren en daardoor minder inefficiënties
  • Minder werkloosheidsuitkeringen
  • Snellere opvulling van vacatures
  • Inspelen op veranderingen

Slide 24 - Slide

Voordelen ontslagbescherming
  • Niet altijd een lagere werkloosheid (bijv. VS)
  • Hogere productiviteitsgroei (investeren in arbeid)
  • Meer innovatie (arbeidsbesparende technieken).
  • Grotere toewijding en betrokkenheid van personeel. 

Slide 25 - Slide

Baancreatie en baanvernietiging

Slide 26 - Slide

Baancreatie

Hoogconjunctuur
Dienstverlening

Baanvernietiging

Laagconjunctuur
Arbeidsintensieve bedrijfstakken --> arbeid wordt vervangen door machines. 
Sterke groei arbeidsproductiviteit. 

Slide 27 - Slide

werkloosheidspercentage
Werkloosheidspercentage:

    officiële werkloze beroepsbevolking
________________________________________  x 100%
             officiële beroepsbevolking
oftewel deze formule

Slide 28 - Slide

Conjuncturele werkloosheid

Slide 29 - Slide

Werkgelegenheid
                                                         productie
  Werkgelegenheid:   _______________________      
                                              arbeidsproductiviteit

Stel dat Apple voor 10 miljard euro produceert. De gemiddelde werknemer produceert 80.000 euro per jaar. Wat is dan de werkgelegenheid?



Slide 30 - Slide

Frictie werkloosheid 
Als je net van school komt of net gestopt bent bij je oude baan, kan het een tijdje duren voordat je een geschikte nieuwe baan hebt gevonden. De tussenperiode noemen we Frictie werkloosheid. 

Slide 31 - Slide

Frictie werkloosheid

Slide 32 - Slide

Structurele werkloosheid
Structurele werkloosheid is het gevolg van veranderingen in de aanbodkant van de economie,

bijvoorbeeld:
  • bedrijven maken verouderde producten niet langer
  • robots nemen mensenwerk over
  • bedrijven gaan in lagelonenlanden produceren
  • mensen hebben niet de juiste opleiding voor de vacatures


Structurele werkloosheid is meestal blijvend.





Slide 33 - Slide