fictie 1.1 en 2.1

We starten met stillezen
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

We starten met stillezen

Slide 1 - Slide

Doelen

Ik weet wat fictie en non-fictie is.
Ik weet wat realistische fictie en niet-realistische fictie is.
(Ik weet wat hoofdpersonen zijn.
Ik weet wat bijpersonen zijn.)

Slide 2 - Slide

Wat is fictie?
als je het niet weet geef je geen antwoord.

Slide 3 - Open question

5

Slide 4 - Video

00:46
Welke voorbeelden van fictie kun je nu opschrijven?

Slide 5 - Open question

01:12
Wat is realistische fictie?

Slide 6 - Open question

01:40
Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?

Slide 7 - Open question

01:57
Welke voorbeelden van non-fictie kun je nu geven?

Slide 8 - Open question

02:49
Tijdens de uitleg van non-fictie zag je een clip van de film Titanic. Is dit nu fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 9 - Quiz

samengevat
fictie= alles wat verzonnen is, 
Voorbeelden: leesboeken,strips, films, toneelstukken en gedichten.
non-fictie=alles wat niet verzonnen is, Voorbeelden:Schoolboeken, nieuwsberichten, kookboeken,een handleiding.

Realistische fictie is fictie die 'net echt' is. 
Niet-realistisch fictie is fictie die niet waar kan zijn,sprookjes en fantasy zijn voorbeelden van niet-realistische verhalen.





Slide 10 - Slide

Even oefenen
Er komen nu een paar oefeningen

Slide 11 - Slide



Is dit boek fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 12 - Quiz


Zijn deze boeken fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 13 - Quiz


Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 14 - Quiz


Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 15 - Quiz

Wat voor soort boek is dit?
A
realistische fictie
B
niet realistische fictie

Slide 16 - Quiz

Wat voor soort boek is dit?
A
realistische fictie
B
niet realistische fictie

Slide 17 - Quiz

Hoofdpersonen en bijpersonen
Wat is het verschil?

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Waaraan herken je een hoofdpersoon?

Slide 20 - Open question

hoofdpersoon
Over de hoofdpersoon kom je te weten:
• wat hij of zij denkt en voelt;
• wat zijn of haar karaktereigenschappen zijn (bijvoorbeeld: verlegen,                   zelfverzekerd, nieuwsgierig, egoïstisch);
• hoe hij of zij eruitziet;
• waar, hoe en met wie hij of zij woont.

Hoofdpersonen leer je goed kennen in een boek. Daarom kun je je goed inleven in een hoofdpersoon.

Slide 21 - Slide

Waaraan herken je een bijpersoon?

Slide 22 - Open question

Bijpersoon
Van bijpersonen krijg je meestal geen gedachten en gevoelens te lezen.

Van bijpersonen weet je vaak wel het uiterlijk

Slide 23 - Slide

Doelen behaald?

Ik weet wat fictie en non-fictie is.
Ik weet wat realistische fictie en niet-realistische fictie is.
Ik weet wat hoofdpersonen zijn.
Ik weet wat bijpersonen zijn.

Slide 24 - Slide

Aan de slag!

Ga naar het boek op blz. 9.
Maak als we de tekst samen gelezen hebben opdracht 1, 2 en 3. 

Slide 25 - Slide

Opdracht 1

Slide 26 - Slide

Opdracht 1

Slide 27 - Slide

Opdracht 2

Slide 28 - Slide

Opdracht 3

Slide 29 - Slide

Opdracht 3

Slide 30 - Slide