camera's en projectoren

Bijles lenzen en beeldvorming
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Bijles lenzen en beeldvorming

Slide 1 - Slide

Planning van de les
Terugvragen paragraaf 1 en 2

Start paragraaf 3

Zelfstandig aan de slag


Slide 2 - Slide

Bolle lenzen noemen we ........
A
negatief
B
positief

Slide 3 - Quiz

Welke lenzen zijn
negatieve lenzen?
Er zijn meer antwoorden goed.
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 4 - Quiz

Een fotocamera moet scherpgesteld worden.
Als je scherpstelt, wat verander je dan?
A
de beeldafstand
B
de brandpuntsafstand
C
de sterkte van de lens
D
de grootte van het voorwerp

Slide 5 - Quiz

Welke afstanden horen
bij de nummers
1, 2 en 3
A
1 = voorwerpsafstand 2 = brandpuntsafstand 3 = beeldafstand
B
1 = voorwerpsafstand 2 = beeldafstand 3 = brandpuntsafstand
C
1 = beeldafstand 2 = voorwerpsafstand 3 = brandpuntsafstand
D
1 = brandpuntsafstand 2 = beeldafstand 3 = voorwerpsafstand

Slide 6 - Quiz


A
De bolle lenzen zijn 1, 2 en 4
B
De bolle lenzen zijn 3, 5 en 6
C
De bolle lenzen zijn 1 en 4
D
De bolle lenzen zijn 2, 3, 5 en 6

Slide 7 - Quiz

Welke lens/lenzen is/zijn positief?
A
A, B en E
B
A, B, C en E
C
C en D
D
Alleen D

Slide 8 - Quiz

Welke uitspraak is waar?

Als de voorwerpafstand kleiner is dan de brandpuntsafstand dan krijg je een....
A
Reeel beeld
B
Virtueel beeld
C
Geen beeld
D
Dat kun je niet weten want je hebt te weinig gegevens

Slide 9 - Quiz

Hoeveel constructiestralen heb je minimaal nodig om de plaats van het beeld vast te stellen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 10 - Quiz

In het figuur hiernaast zie je hoe een beeld is gemaakt met een positieve lens.
Welke twee lichtstralen gebruik je als constructiestralen?

A
lichtstraal 1 en lichtstraal 3
B
lichtstraal 1 en lichtstraal 4
C
lichtstraal 2 en lichtstraal 3
D
lichtstraal 2 en lichtstraal 4

Slide 11 - Quiz

L1L2 = 3 cm, v = 8 cm, f =3 cm
Teken in deze situatie met behulp van de constructiestralen het beeld.

Slide 12 - Open question

Noteer hier de vragen die je nog hebt.

Slide 13 - Open question

L1 = 3 cm, v = 8 cm, f =? cm, b= 6 cm?
Teken deze situatie en bereken of je het brandpunt goed getekend hebt.

Slide 14 - Open question

Doelen van de les
De leerling kent de namen van de afstanden die bij lenzen horen.
De leerling kent de lenzenformule.
De leerling kan de vergroting berekenen 

Slide 15 - Slide

Scherpstellen
Als je scherp willen stellen met een lens, moeten de afstanden tussen het voorwerp en de lens en het beeld allemaal goed op elkaar afgestemd zijn. 

V= voorwerpsgrootte   v = voorwerpsafstand
B= beeld grootte            b = beeldafstand
F= brandpunt                   f  = brandpuntsafstand 

Slide 16 - Slide

De lenzenformule
De juiste afstand tussen de v, b en f kun je berekenen met de lenzenformule:

Voorbeeld:
f= 15 cm
b= 435 cm
v= ...... cm

f1=v1+b1

Slide 17 - Slide

Vergroting
In vele situaties was is het voorwerp niet even groot als het beeld, er is sprake van een vergroting. Deze kun je berekenen met de formule:

N=VBofN=vb

Slide 18 - Slide

lenzentelescoop
een lenzentelescoop (of microscoop) heeft minimaal 2 lenzen. Het oculair (vlak bij het oog) en het (objectief) aan de kant van het voorwep( object)

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Aan de slag
Wat: Maak paragraaf 3.3
Wanneer: Nu in de les, wat niet af is doe je thuis
Hoe: In stilte met muziek op, of fluisterend met je buurman/vrouw of docent

Klaar?: Zorg dat je nakijkt! en ga aan de slag met het extra werkblad

Slide 21 - Slide