Oefenvragen industrialisatie

Oefenvragen industrialisatie
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Oefenvragen industrialisatie

Slide 1 - Slide

Welke zin over het tijdperk van de industriële revolutie is juist?
A
De bevolking groeide snel en steeds meer mensen woonden in de stad.
B
De industriële revolutie begon in de VS; daarna volgden Groot-Brittannië en Nederland.
C
De landbouwproductie nam toe en veel mensen trokken naar het platteland.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.

Slide 2 - Quiz

Deze vraag gaat over 'industrie en samenleving'.

Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde:
1. Boeren gaan steeds meer voedsel produceren
2. Boeren investeren de winst in verdere vernieuwingen.
3. Door de hogere opbrengsten verdienen de boeren meer.
4. Tussen 1500 en 1750 verdubbelt in Groot-Brittannië de bevolking.

A
4 --> 1 --> 3 --> 2
B
4 --> 1 --> 2 --> 3
C
1 --> 4 --> 3 --> 2
D
4 --> 3 --> 1 --> 2

Slide 3 - Quiz

Bestudeer de bron.

Welke zin is juist?

Uit de bron kun je opmaken dat de dokter en de onderwijzer:
A
tegenstanders waren van het Kinderwetje van Van Houten.
B
vonden dat alleen de kinderen op de lijst niet geschikt waren om in een fabriek te werken.
C
voorstanders waren van het Kinderwetje van Van Houten.
D
geen van de zinnen is juist.

Slide 4 - Quiz

Deze vraag gaat over de sociale kwestie tijdens de industriële revolutie.

1 De ergste missstanden verdwijnen
2 Door de industrialisatie ontstaat de sociale kwestie.
3 Er komen sociale wetten
4 Vakbonden komen op voor de belangen van werknemers.

Zet bovenstaande vier zinnen in de juiste tijdsvolgorde:

A
4 --> 2 --> 3 --> 1
B
2 --> 4 --> 3 --> 1
C
2 --> 4 --> 1 --> 3
D
2 --> 3 --> 4 --> 1

Slide 5 - Quiz

Deze opdracht gaat over politiek-maatschappelijke stromingen. Sleep de woorden naar de juiste plaats.
Hoorden bij de stroming die streefde naar vrijheid:
Hoorden bij de stroming die streefde naar gelijkheid:
Hoorden bij de stroming die uitging van het geloof:
Confessionelen
Socialisten
Liberalen

Slide 6 - Drag question

Een tekenaar maakte deze spotprent naar aanleiding van het aannemen van de Leerplichtwet (1900).

In 1900 ging nog altijd 10% van de kinderen tussen de zes en twaalf jaar niet naar school.

⇒Wat was volgens de tekenaar een belangrijke reden voor het niet naar school gaan van deze groep?
Gebruik de bron
A
De kinderen van rijke ouders konden al lezen, rekenen en schrijven.
B
De kinderen wilden niet naar school omdat het thuis veel leuker was.
C
Er waren ouders die kinderen lieten werken omdat ze het loon nodig hadden.
D
Er waren te weinig scholen om alle kinderen les te geven.

Slide 7 - Quiz

In de afbeelding zie je jaartallen. Het jaartal geeft aan wanneer voor het eerst een bepaald vervoersmiddel in een land in Europa is te vinden.

Om welk vervoersmiddel gaat het?

Slide 8 - Open question

Een omschrijving van een begrip: "politiek-maatschappelijke beweging die streeft naar gelijke rechten voor vrouwen."
Welk begrip hoort bij bovenstaande omschrijving?

Tip: De persoon op de afbeelding speelde in deze beweging een belangrijke rol.

Slide 9 - Open question

Bekijk eerst de bron.

Welke zin past bij de bron?
A
De tekenaar was een liberaal, omdat hij voor het algemeen kiesrecht was.
B
De tekenaar was een liberaal, omdat hij voor sociale wetgeving was.
C
De tekenaar was een socialist, omdat hij tegen het algemeen kiesrecht was.
D
De tekenaar was een socialist, omdat hij voor sociale wetgeving was.

Slide 10 - Quiz


A
De confessionele stroming
B
De socialistische stroming
C
De conservatieve stroming
D
De liberale stroming

Slide 11 - Quiz

Lees eerst de bron.

Over welk onderwerp gaat de enquête van de overheid?
A
over het feminisme
B
over de sociale kwestie
C
over de vakbonden
D
over het recht op werk.

Slide 12 - Quiz

Bekijk de bron.

Bij welke groepering hoort het vaandel?
A
confessionelen
B
feministen
C
liberalen
D
socialisten

Slide 13 - Quiz