2022_week25_2mh_les2_Oefentoets voorzetsels en ontleden

1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 
  • te gaan zitten
  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in je tas
  • laptop gesloten op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00

Slide 3 - Slide

Was machen wir heute?





  • Oefentoets voorzetsels en ontleden (havo extra uitleg)
  • Zelfstandig leren voor de repetitie
  • Lesson-up








  • Abschluss

Slide 4 - Slide

Am Ende der Stunde........
-  heb je geoefend voor de repetitie

Slide 5 - Slide

Oefentoets maken
  1. Ga naar Teams posts
  2. Maak de oefentoets mavo/havo
  3. Ben je klaar dan ga je zelfstandig
in stilte oefenen voor de repetitie. 
Kies wat je wilt oefenen 
Je kan schrijven of online oefenen
Schrijven:
  • modale hulpwerkwoorden blz. 53
  • voorzetsels 4e naamval blz. 69
  • rijtjes haben & sein blz. 143
  • werkwoord fahren blz. 93
  • voltooid deelwoord blz. 59
  • schema der en ein-groep blz. 76-77
Na klar online:
Versterk jezelf 
  • müssen, wissen, wollen
  • onderwerp en lijdend voorwerp
  • persoonlijk voornaamwoord na voorzetsels
Test jezelf
  • 5.1, 5.2, 5.4, 5.5 en 6.1 en 6.4 alleen havo

Slide 6 - Slide

Voorzetsels 4e naamval (lijdend voorwerp)
  • durch
  • für
  • gegen
  • ohne
  • um

Slide 7 - Slide

Voorzetsels met de 3e naamval (Präpositionen mit dem Dativ)

  • aus 
  • bei
  • mit
  • nach
  • seit
  • von 
  • zu
  • uit
  • bij
  • met
  • na/naar
  • sinds
  • van
  • naar...toe
  • Als in een zin één van deze voorzetsels staat dan weet je dat het persoonlijk voornaamwoord erachter een 3e naamval krijgt (meewerkend voorwerp).

Slide 8 - Slide

Blz. 110

Slide 9 - Slide

Beispiele
  1. Für.........(mij) eine Kaffee bitte.
  2. Maja will mit...........(haar) ins Kino gehen.
  3. Wir feiern nicht ohne...........(jullie).
  4. Wir treffen uns um 9 Uhr bei.............(jou).
  5. Durch.........(hem) kann ich Apfelkuchen backen.
  6. Ich habe nichts gegen.........(jou)
  7. Ich habe von...............(hun) eine e-mail bekommen.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

der-groep en ein-groep blz. 76

Slide 12 - Slide

Naamvallen en der-gruppe
  1. Das kommt durch d................Kinder (mv).
  2. Dieses Geschenk ist für d............Vater (m).
  3. Ich kann nicht leben ohne d..........Brot (o).
  4. Wir spielen gegen d..............Mannschaft (v).

Slide 13 - Slide

Naamvallen en ein-gruppe
  1.  Dieses Geschenk ist für dein...............Vater (m).
  2. Ich spiele gegen mein...........Bruder (m).
  3. Er kann nicht ohne sein............Mutter (v).
  4. Das kommt durch unser...............Eltern (mv).

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Ontleden
  1. Ich backe ein....... Torte.
  2. Mein.......... Bruder ist 18 Jahre alt.
  3. Ich schlage mein............... Bruder.
  4. D............... Essen hat mir gut geschmeckt.
  5. Ich liebe dein.............. Hund.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Schrijf de vorm van het werkwoord fahren voor ieder persoonlijk voornaamwoord!
timer
3:00

Slide 18 - Slide

...........ihr mit dem Bus?
A
fahre
B
fahrt
C
fahren
D
fährt

Slide 19 - Quiz

Das Kind ................im Sand.
A
grabe
B
gräbt
C
grabt
D
graben

Slide 20 - Quiz

Du.............gern.
A
schlafen
B
schlafe
C
schläft
D
schläfst

Slide 21 - Quiz

Der Junge ...............den Ball.
A
fängt
B
fangen
C
fangt
D
fängst

Slide 22 - Quiz

Am Ende der Stunde........
-  heb je geoefend voor de repetitie

Slide 23 - Slide

Hausaufgaben
Lernen: 

Leren voor de repetitie


Slide 24 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren
  • na startsignaal: inpakken
  • wel blijven zitten - stil
  • dan sluit ik de les af!
  • dan: klaar :)

Slide 25 - Slide

Vielen Dank! Auf Wiedersehen! 

Slide 26 - Slide