BECO Rechtsvormen

BECO Rechtsvormen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

BECO Rechtsvormen

Slide 1 - Slide

Welke rechtsvorm hoort hierbij:
De aandelen kunnen in het openbaar verhandeld worden
A
Eenmanszaak
B
Vennootschap onder firma
C
Besloten vennootschap
D
Naamloze vennootschap

Slide 2 - Quiz


Bij welke rechtsvorm past deze balans?
A
BV
B
NV
C
Eenmanszaak
D
VOF

Slide 3 - Quiz

Welke rechtsvormen moeten een jaarrekening opstellen?
A
Eenmanszaak
B
Eenmanszaak en VOF
C
BV en NV
D
Alle rechtvormen

Slide 4 - Quiz

Bij deze rechtsvormen ben je PRIVE aansprakelijk
A
BV en VOF
B
Eenmanszaak en NV
C
Eenmanszaak en VOF
D
VOF, NV en BV

Slide 5 - Quiz

Welke rechtsvorm is een organisatie
zonder rechtspersoon
A
BV
B
Stichting
C
VOF
D
Vereniging

Slide 6 - Quiz

Bij welke rechtsvorm kan je aandelen kopen op de effectenbeurs?
A
VOF
B
BV
C
Eenmanszaak
D
NV

Slide 7 - Quiz

Bij welke rechtsvorm is de continuïteit van de onderneming het minst gewaarborgd?
A
Eenmanszaak
B
BV
C
VOF
D
NV

Slide 8 - Quiz

Een besloten vennootschap heeft de volgende kenmerken qua belasting en rechtsvorm:
A
inkomstenbelasting, is een rechtspersoon
B
vennootschapsbelasting, is een natuurlijk persoon
C
vennootschapsbelasting, is een rechtspersoon
D
inkomstenbelasting, is een natuurlijk persoon

Slide 9 - Quiz

Wat is de marketingmix?
A
Combinatie van de vier marketinginstrumenten om zo veel mogelijk producten te verkopen.
B
Een lekker drankje in de nachtclub van Sander
C
De combinatie van bedrijven die je hebt
D
De hoeveelheid markten in een stad of dorp

Slide 10 - Quiz

De marketingmix bestaat uit:
A
Prijs, product, promotie, personeel, prioriteit
B
Kwaliteit, prijs, promotie, personeel, plaats
C
Product, prijs, plaats, promotie,
D
Prijs, plaats, promotie, personeel, persoonlijk

Slide 11 - Quiz

Welke mutatiebalans hoort bij onderstaande gebeurtenis?:
Per kas gekocht goederen €1.400.
A
Voorraad -€1.400 Kas -€1.400
B
Voorraad +€1.400 Kas -€1.400
C
Voorraad -€1.400 Crediteuren -€1.400
D
Voorraad -€1.400 Crediteuren +€1.400

Slide 12 - Quiz

Welke mutatiebalans hoort bij onderstaande gebeurtenis?:
Betaling per bank aan crediteuren €14.000.
A
Kas -€14.000 Crediteuren +€14.000
B
Kas -€14.000 Crediteuren -€14.000
C
Bank -€14.000 Crediteuren -€14.000
D
Bank -€14.000 Crediteuren +€14.000

Slide 13 - Quiz

Wat staat er op een mutatiebalans?
A
Het zelfde als op de gewone balans.
B
Crediteuren en debiteuren.
C
Alle posten die niet gewijzigd zijn.
D
Alleen de posten die gewijzigd zijn.

Slide 14 - Quiz

Welke mutatiebalans hoort bij onderstaande gebeurtenis?:
De onderneming verkoopt goederen op rekening voor €14.200. De inkoopwaarde is €9.400.
A
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
B
Debiteuren -€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
C
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€14.200
D
Debiteuren +14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen-€4.800

Slide 15 - Quiz