Als je lichaam een antistof heeft gemaakt, blijft deze antistof nog een tijdje aanwezig in het bloed. Bovendien ‘onthouden’ de witte bloedcellen hoe ze deze antistof moeten maken. Komt dezelfde ziekteverwekker later nog een keer in je lichaam, dan kunnen de witte bloedcellen meteen de juiste antistof maken (zie afbeelding 5). Je wordt dan niet ziek: je bent immuun geworden voor deze ziekte.
Bijvoorbeeld: veel kleine kinderen krijgen waterpokken. Ze worden dan ziek en maken antistof tegen deze ziekteverwekker. Bij een volgende besmetting met waterpokken worden ze niet ziek, want ze zijn immuun geworden voor waterpokken.