182BK - Herhaling - H3 - Bloedsomloop

2BK - Herhaling - H3 - Bloedsomloop
1 / 49
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2BK - Herhaling - H3 - Bloedsomloop

Slide 1 - Slide

Welkom terug van de vakantie!

Slide 2 - Slide

De afspraken
Telefoon in de kluis
(zie ik een telefoon: inleveren t/m 16.00, ophalen bij mr. Hogervorst)
Laptop op tafel - Log in via LessonUp
Oordopjes uit
Jas in de kluis
Tas op de grond
Geen eten en drinken!

Slide 3 - Slide

De Planningsss
1. LessonUp - Oefenen toets

2. LessonUp - Oefenen toets

3. Vragen stellen - leren - werken aan Flyer

4. Toets

Slide 4 - Slide

Wat zijn belangrijke begrippen in Hoofdstuk 3?

Slide 5 - Mind map

Paragraaf 1
Bloed

Slide 6 - Slide

Uit welke onderdelen bestaat bloed?
A
Bloedplasma, Bloedcellen en Bloedplaatjes
B
Rode bloedcellen en witte bloedcellen
C
Bloedcellen en Bloedplaatjes
D
Bloedplasma en Bloedcellen

Slide 7 - Quiz

In afbeelding 2 zie je twee reageerbuizen met bloed. Buis 1 bevat vers bloed. In buis 2 is het bloed gescheiden in bloedcellen en bloedplaatjes (onderin) en bloedplasma. Het bloedplasma is gelig van kleur.

Slide 8 - Slide

Wat is de functie (taak) van bloed?

Slide 9 - Open question

Wat is een groter onderdeel van het bloed? Bloedplasma of de vaste bestanddelen (bloedplaatjes, witte/rode bloedcellen)?
A
Bloedplasma
B
Vaste bestanddelen

Slide 10 - Quiz

Bloedplasma bestaat uit:
• 7% eiwitten
• 91% water
• 2% opgeloste stoffen
De opgeloste stoffen zijn onder andere mineralen (zouten). Het bloedplasma vervoert vele stoffen, zoals voedingsstoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen, en (een beetje) zuurstof.

Slide 11 - Slide

Zie afbeelding: Welke letter geeft rode bloedcellen aan?
A
R
B
Q
C
P

Slide 12 - Quiz

Zie afbeelding: Welke letter geeft witte bloedcellen aan?
A
R
B
Q
C
P

Slide 13 - Quiz

Zie afbeelding: Welke letter geeft bloedplaatjes aan?
A
R
B
Q
C
P

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Welk antwoord is fout als we het hebben over witte bloedcellen?
A
Witte bloedcellen hebben geen vaste vorm en kunnen door de wand van het bloedvat bewegen
B
Witte bloedcellen vervoeren zuurstof
C
Witte bloedcellen beschermen ons tegen ziekteverwekkers
D
Witte bloedcellen kunnen antistoffen maken

Slide 16 - Quiz

Witte bloedcellen: de politie van ons lichaam

Slide 17 - Slide

Paragraaf 2
De Bloedsomloop

Slide 18 - Slide

Sleep het blauwe vlak naar het juiste gele vlak
De Bloedsomloop
Het Bloedvatenstelsel
Hart en alle bloedvaten in de mens
De weg die het bloed door het lichaam loopt

Slide 19 - Drag question

Er zijn 3 typen bloedvaten, wat zijn deze?
A
Slagaders, kransslagaders en Aorta
B
Aorta, haarvaten en aders
C
Slagaders, haarvaten en aders
D
Kransslagaders, Aorta, Poortader

Slide 20 - Quiz

Waarom zijn op plaatjes sommige aders blauw en sommige aders rood?

Slide 21 - Open question

Wat is de juiste volgorde dat bloed loopt door de kleine bloedsomloop, als je start bij de onderste & bovenste holle ader?
Sleep de antwoorden naar de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6
Rechter boezem
Longader
Longen
Rechter kamer
Longslagader
Linker boezem

Slide 22 - Drag question

Slide 23 - Slide

Wat is de juiste volgorde dat bloed loopt door de grote 
bloedsomloop, als je start bij de linker boezem?
Sleep de antwoorden naar de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6
Rechter boezem
Onderste holle ader
Haarvaten en organen
Linker kamer
Aorta
Linker boezem

Slide 24 - Drag question

Slide 25 - Slide

Mensen hebben een dubbele bloedsomloop
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

Welk antwoord is JUIST?
A
Slagaders hebben altijd zuurstofrijk bloed
B
Slagaders hebben altijd zuurstofarm bloed
C
Slagaders zijn bloedvaten die naar het hart toe gaan
D
Slagaders zijn bloedvaten die van het hart weg gaan

Slide 27 - Quiz

Slagaders gespierd

Slide 28 - Slide

Wat zien we op dit plaatje? Aders of Slagaders?
Waarom?

Slide 29 - Open question

Paragraaf 3
Het hart

Slide 30 - Slide

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Bovenste holle ader
Onderste Holle ader
Linker boezem
Linker kamer
Rechter boezem
Rechter kamer
Halvemaanvormige
kleppen
Aorta
Longslagader
Longader
Rechterhartkleppen
Linkerhartkleppen
Hart-
tussenwand

Slide 31 - Drag question

Paragraaf 4
Uitscheiding (de nieren)

Slide 32 - Slide

Wat verstaan we onder UITSCHEIDING?

Slide 33 - Open question

De nieren liggen links en rechts in de buikholte, vlak onder het middenrif (zie afbeelding 1). Door de nierslagaders stroomt zuurstofrijk bloed naar de nieren. Dit bloed bevat afvalstoffen van veel organen. De nieren halen deze afvalstoffen uit het bloed. Door de nieraders stroomt het gezuiverde bloed weg uit de nieren.

Slide 34 - Slide

Nieren filteren het bloed. Welk antwoord is JUIST? (twee antwoorden goed)
A
Nieren filteren koolstofdioxide
B
Zuurstofarm (gefilterd) bloed gaat naar de nieren toe
C
Zuurstofrijk bloed (ongefilterd) gaat naar de nieren toe
D
Zuurstofarm (gefilterd) bloed gaat van de nieren weg

Slide 35 - Quiz

De afvalstoffen uit de nieren, scheiden we uit via de urine
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quiz

Paragraaf 5
Afweer

Slide 37 - Slide

Lichaamsvreemde stoffen
Stoffen die niet in je lichaam thuishoren, noem je lichaamsvreemde stoffen. Van lichaamsvreemde stoffen kun je ziek worden. Je lichaam probeert vreemde stoffen op drie manieren tegen te houden:
• met de huid
• met de slijmvliezen in de luchtwegen
• met zoutzuur in maagsap

Slide 38 - Slide

Stel, je krijgt een infectie. Welke cellen komen als eerste in actie om je te beschermen?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Antistoffen

Slide 39 - Quiz


Leg uit wat hier gebeurt

Slide 40 - Open question

Als een INFECTIE je lichaam binnenkomt, wat gaat aan de slag?
A
Je immuunsysteem (afweersysteem)
B
Je lymfeklieren
C
Je nieren, afvalstoffen wegbrengen
D
Pathogenen

Slide 41 - Quiz

Hier zie je hoe witte bloedcellen antistoffen aanmaken. Zet de ster op de plek wanneer de antistoffen de 'knuffel des doods' geven aan de ziekteverwekker en het onschadelijk maken.

Slide 42 - Drag question

Wat betekent het als je IMMUUN bent?
A
Je zal nooit meer ziek worden van dezelfde ziekteverwekker
B
Je lichaam maakt sneller antistoffen aan omdat het de ziekteverwekker herkent
C
Je bent langer ziek, maar wel minder heftig
D
Je bent heel heftig, maar veel korter ziek.

Slide 43 - Quiz

Immuun
Als je lichaam een antistof heeft gemaakt, blijft deze antistof nog een tijdje aanwezig in het bloed. Bovendien ‘onthouden’ de witte bloedcellen hoe ze deze antistof moeten maken. Komt dezelfde ziekteverwekker later nog een keer in je lichaam, dan kunnen de witte bloedcellen meteen de juiste antistof maken (zie afbeelding 5). Je wordt dan niet ziek: je bent immuun geworden voor deze ziekte.
Bijvoorbeeld: veel kleine kinderen krijgen waterpokken. Ze worden dan ziek en maken antistof tegen deze ziekteverwekker. Bij een volgende besmetting met waterpokken worden ze niet ziek, want ze zijn immuun geworden voor waterpokken.

Slide 44 - Slide

Wat is een allergie?
A
Lichamelijke reactie op ziekteverwekkers (bijv. virus/bacterie)
B
Lichamelijke reactie tegen lichaamsvreemde stoffen (bijv. pinda's/stof)

Slide 45 - Quiz

Paragraaf 6
Gezond leven

Slide 46 - Slide

Waarvan kan je een hoge bloeddruk krijgen?

Slide 47 - Mind map

Hoe houd je je bloedvaten gezond?

Slide 48 - Mind map

Slagader-verkalking
Hartinfarct

Slide 49 - Slide