Hier zijn zinnen voor waarbij het voegwoord ontbreekt. Vul het juiste voegwoord in.
1. Ik ga vroeg naar bed, _______ ik morgen vroeg op moet staan.
2. Het is heel koud buiten, _______ we gaan toch wandelen.
3. Zij leest een boek, _______ haar broer naar muziek luistert.
4. We kunnen naar het strand gaan, _______ het mooi weer is.
5. Het regent, _______ we blijven thuis.
6. Je moet je jas meenemen, _______ het kan gaan regenen.