HA - week 15 - Lezen H5 - les 4

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Let op: 
Doe mee met LessonUp
Zorg dat je de planning in de gaten houdt.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 19 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Let op: 
Doe mee met LessonUp
Zorg dat je de planning in de gaten houdt.

Slide 1 - Slide

- Welkom 
- Presentaties
- Lezen H5 afronden
- Start Grammatica zinsdelen H4


Doel:
- Je kunt bij elke tekst het (hoofd)doel aangeven
- Je herkent en benoemt verschillende tektverbanden in een tekst. 
- Je kunt aangeven waarmee iets gedaan wordt in een zin, en hoe dat zinsdeel heet. 


Wat gaan we doen vandaag:

Slide 2 - Slide

Voor de presentatoren:

- Zorg dat je alvast in de Meet zit, daarin deel je zelf je scherm. 
 (je mag ook alleen voor presenteren kiezen)
- Zorg dat al je geluid op je laptop uitstaat, anders gaat het 'zingen'. 
Presenteren

Slide 3 - Slide

Lezen H4: signaalwoorden en tekstverbanden
Lezen H5: Doel van een tekst
Lezen

Slide 4 - Slide

Wat zijn de vier doelen die een tekst kan hebben?

Slide 5 - Open question

Waarom schrijft een schrijver een tekst?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Grammatica zinsdelen

Slide 8 - Slide

Grammatica zinsdelen
Wat doe ik?

Wie doet het?

Waarmee doe je het?

Met wie doe je het?

Slide 9 - Slide

gooien

 




Grammatica zinsdelen
Wat doe ik?

Wie doet het?

Waarmee doe je het?

Met wie doe je het?

Slide 10 - Slide

gooien

ik/ mevrouw Takken 




Grammatica zinsdelen
Wat doe ik?

Wie doet het?

Waarmee doe je het?

Met wie doe je het?

Slide 11 - Slide

gooien

ik/ mevrouw Takken 

Een tennisbal


Grammatica zinsdelen
Wat doe ik?

Wie doet het?

Waarmee doe je het?

Met wie doe je het?

Slide 12 - Slide

gooien

ik/ mevrouw Takken 

Een tennisbal

een leerling
Grammatica zinsdelen
Wat doe ik?

Wie doet het?

Waarmee doe je het?

Met wie doe je het?

Slide 13 - Slide

Bij grammatica zinsontleden kijk je naar welke onderdelen er in een zin zitten:

Iemand doet iets
iemand doet iets
iemand doet iets ergens mee
iemand doet iets voor iemand
Iemand doet iets op een plaats en tijd
Het lijdend voorwerp. 

Slide 14 - Slide

Bij grammatica zinsontleden kijk je naar welke onderdelen er in een zin zitten:

iemand doet iets = persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde
Iemand doet iets = onderwerp
iemand doet iets ergens mee lijdend voorwerp
iemand doet iets voor iemand
Iemand doet iets op een plaats en tijd
Het lijdend voorwerp. 

Slide 15 - Slide

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Wat/wie + pv (of gez.) + onderwerp.

De docent gooit de tennisbal naar de sportieve leerling. 
pv = gooit
ow = de docent

Wat gooit de docent? = de tennisbal
lv = de tennisbal
Het lijdend voorwerp. 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Bij grammatica zinsontleden kijk je naar welke onderdelen er in een zin zitten.

Kijk wel altijd in deze volgorde (persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp)
- vergelijk het met pannenkoeken bakken - daar  start je ook niet met de stroop, dan de boter en de eieren. Dan krijg je geen lekkere pannenkoeken. Dat is met zinsontleding ook zo! 

Ook al hoeft het niet voor de opdracht: eerst pv, ow, gz en dan pas lijdend voorwerp!
Het lijdend voorwerp. 

Slide 18 - Slide

Wat:   
Hoofdstuk 4 -  Grammatica zinsdelen (lijdend voorwerp): st.op., op. 1, 2 en 4 (alleen de eerste 3 zinnen) 

Wanneer: deze les. 




Aan de slag

Slide 19 - Slide