Alle/allen, beide/beiden

alle-allen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

alle-allen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Regels --> alle - allen?

1. Schrijf geen -n achter deze woorden als er een zelfstandig naamwoord achter staat.


2. Schrijf geen -n als dit soort woorden niet naar mensen verwijst.

3. Schrijf wel een -n als dit soort woorden verwijst naar mensen en zelfstandig in de zin staat.

Slide 3 - Slide

Even oefenen

Slide 4 - Slide

We gingen met zijn (...) naar de bioscoop.
A
alle
B
allen

Slide 5 - Quiz

(...) cursisten maken nooit hun huiswerk.
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 6 - Quiz

Katten zijn leuk. (...) vind ik vervelend
A
Weinige
B
Weinigen

Slide 7 - Quiz

Ik heb twee zussen. Ze zijn (...) erg goed in taal.
A
beide
B
beiden

Slide 8 - Quiz

De kippen waren (...) ontsnapt.
A
alle
B
allen

Slide 9 - Quiz

Hans had twee foto's gemaakt. Ze zijn (...) mislukt.
A
beide
B
beiden

Slide 10 - Quiz

alle/allen  beide/beiden etc.
Vraag 1: zijn het mensen of dieren/zaken?
Bij dieren of zaken: altijd een e

Slide 11 - Slide

Mensen?
Bepalen of het bijvoeglijk of zelfstandig is gebruikt. 
Bijvoeglijk: 
Alle mensen gingen naar huis.
Ik heb de tweelingbroers in één klas en beide heb ik een goede beoordeling gegeven

Slide 12 - Slide

Zelfstandig?
Sommigen wilden geen antwoord geven. 

Slide 13 - Slide

............ bleven de hele nacht blaffen.
A
sommige
B
sommigen

Slide 14 - Quiz

Ik heb broer en zus in één klas en ........... heb ik een goede beoordeling gegeven.
A
beide
B
beiden

Slide 15 - Quiz

Helaas werden niet alleen de zieke(n), maar ook de mooiste(n) omgehakt.
A
zieken - mooisten
B
zieke - mooisten
C
zieke - mooiste
D
zieken - mooiste

Slide 16 - Quiz

Enkele(n) onder ons zijn nooit tevreden, ondanks dat van de cijfers de meeste(n) in orde blijken.
A
enkele-meeste
B
enkelen-meesten
C
enkele-meesten
D
enkelen-meeste

Slide 17 - Quiz

Het zijn altijd dezelfde(n) die kritiek hebben op de gang van zaken.
A
dezelfde
B
dezelfden

Slide 18 - Quiz